De cultuur van de kerk verwijst naar de invloed van het christendom op kunst, onderwijs, politiek, en het dagelijks leven in de Europese samenleving, vooral tijdens de middeleeuwen en de renaissance. De kerk speelde een centrale rol in het vormgeven van morele waarden, het bevorderen van religieuze kunst en architectuur (zoals kathedralen en schilderijen), en het behouden van kennis door kloosters en universiteiten. Kerkelijke feesten en rituelen bepaalden het sociale leven, terwijl de kerk ook politieke macht uitoefende door haar invloed op koningen en regeringen.

De cultuur van de burgerij in Nederland in de 17e eeuw, bekend als de Gouden Eeuw, werd gekenmerkt door welvaart, stedelijke ontwikkeling, en een sterke nadruk op handel, wetenschap, en kunst. De Nederlandse burgers, vooral de rijke koopmansklasse, speelden een centrale rol in de samenleving en bevorderden een cultuur van nuchterheid, hard werken, en investeringen in onderwijs en ondernemerschap. Kunst en wetenschap floreerden, met bekende schilders zoals Rembrandt en Vermeer, en wetenschappers zoals Christiaan Huygens. De burgerlijke cultuur weerspiegelde een combinatie van rijkdom en eenvoud, waarbij luxe werd gewaardeerd, maar vaak discreet en met een zekere matigheid werd getoond.

In de 19e eeuw waren romantiek en realisme twee invloedrijke, maar tegengestelde culturele stromingen.

Romantiek (begin 19e eeuw) benadrukte emotie, individualisme, en de schoonheid van de natuur. Het ging in tegen de rationaliteit van de Verlichting en de industriële samenleving. Romantische kunst en literatuur richtten zich op het sublieme, het mysterieuze, en de expressie van persoonlijke gevoelens.
Realisme (midden 19e eeuw) kwam als reactie op de romantiek en richtte zich op de nauwkeurige, nuchtere weergave van het dagelijks leven, vooral van de gewone mens en maatschappelijke problemen. Realistische kunstenaars en schrijvers wilden de werkelijkheid zonder idealisering of sentiment weergeven, wat leidde tot aandacht voor sociale kwesties zoals armoede en onrechtvaardigheid.

Beide stromingen speelden een belangrijke rol in de ontwikkeling van de kunst, literatuur en maatschappelijke reflectie in de 19e eeuw.

Het modernisme, dat opkwam aan het begin van de 20e eeuw, was een culturele beweging die traditionele vormen in kunst, literatuur, architectuur, en muziek afwees ten gunste van experiment en vernieuwing. Het modernisme ontstond als reactie op de snelle veranderingen in de samenleving, zoals industrialisatie, urbanisatie, en de verschuivingen in wetenschap en technologie. Modernistische kunstenaars en schrijvers zochten naar nieuwe manieren om de complexe, vaak vervreemdende ervaringen van het moderne leven uit te drukken. Kenmerkend waren abstractie, fragmentatie, en een focus op het innerlijke bewustzijn, zoals te zien in de werken van schrijvers als James Joyce en Virginia Woolf, en kunstenaars als Pablo Picasso. Het modernisme had een diepgaande invloed op de ontwikkeling van de kunst en cultuur in de 20e eeuw.

Massacultuur verwijst naar de cultuuruitingen en gewoonten die breed verspreid en geconsumeerd worden door grote groepen mensen, vaak aangedreven door massamedia zoals televisie, film, radio, en later het internet. Ontstaan in de 20e eeuw, vooral na de Tweede Wereldoorlog, kenmerkt massacultuur zich door commerciële, gemakkelijk toegankelijke producten zoals populaire muziek, mode, films, en televisieprogramma's. Het benadrukt entertainment en consumptie, en staat soms in contrast met elitecultuur, die als verfijnder en minder toegankelijk wordt beschouwd. Massacultuur speelt een centrale rol in het dagelijks leven en heeft een grote invloed op de normen, waarden, en trends in de samenleving.