De cultuur van de kerk verwijst naar de invloed van het christendom op kunst, onderwijs, politiek, en het dagelijks leven in de Europese samenleving, vooral tijdens de middeleeuwen en de renaissance. De kerk speelde een centrale rol in het vormgeven van morele waarden, het bevorderen van religieuze kunst en architectuur (zoals kathedralen en schilderijen), en het behouden van kennis door kloosters en universiteiten. Kerkelijke feesten en rituelen bepaalden het sociale leven, terwijl de kerk ook politieke macht uitoefende door haar invloed op koningen en regeringen.

Het modernisme, dat opkwam aan het begin van de 20e eeuw, was een culturele beweging die traditionele vormen in kunst, literatuur, architectuur, en muziek afwees ten gunste van experiment en vernieuwing. Het modernisme ontstond als reactie op de snelle veranderingen in de samenleving, zoals industrialisatie, urbanisatie, en de verschuivingen in wetenschap en technologie. Modernistische kunstenaars en schrijvers zochten naar nieuwe manieren om de complexe, vaak vervreemdende ervaringen van het moderne leven uit te drukken. Kenmerkend waren abstractie, fragmentatie, en een focus op het innerlijke bewustzijn, zoals te zien in de werken van schrijvers als James Joyce en Virginia Woolf, en kunstenaars als Pablo Picasso. Het modernisme had een diepgaande invloed op de ontwikkeling van de kunst en cultuur in de 20e eeuw.