De cultuur van de kerk verwijst naar de invloed van het christendom op kunst, onderwijs, politiek, en het dagelijks leven in de Europese samenleving, vooral tijdens de middeleeuwen en de renaissance. De kerk speelde een centrale rol in het vormgeven van morele waarden, het bevorderen van religieuze kunst en architectuur (zoals kathedralen en schilderijen), en het behouden van kennis door kloosters en universiteiten. Kerkelijke feesten en rituelen bepaalden het sociale leven, terwijl de kerk ook politieke macht uitoefende door haar invloed op koningen en regeringen.
In de 19e eeuw waren romantiek en realisme twee invloedrijke, maar tegengestelde culturele stromingen.
Romantiek (begin 19e eeuw) benadrukte emotie, individualisme, en de schoonheid van de natuur. Het ging in tegen de rationaliteit van de Verlichting en de industriële samenleving. Romantische kunst en literatuur richtten zich op het sublieme, het mysterieuze, en de expressie van persoonlijke gevoelens.Realisme (midden 19e eeuw) kwam als reactie op de romantiek en richtte zich op de nauwkeurige, nuchtere weergave van het dagelijks leven, vooral van de gewone mens en maatschappelijke problemen. Realistische kunstenaars en schrijvers wilden de werkelijkheid zonder idealisering of sentiment weergeven, wat leidde tot aandacht voor sociale kwesties zoals armoede en onrechtvaardigheid.
Beide stromingen speelden een belangrijke rol in de ontwikkeling van de kunst, literatuur en maatschappelijke reflectie in de 19e eeuw.