![]() |
Wat ons zelf betreft is het nogal treurig gesteld. Mensen -en dan vooral de mannetjes- zijn van nature niet voorzien van allerlei uiterlijke pracht en praal die bij rituelen rond het voortbestaan van de soort op commando te voorschijn komen. Sommigen van ons putten zich weliswaar in de sportschool tot het uiterste uit, al dan niet met behulp van anabolen, maar voor de rest blijft het behelpen. Wij moeten het hebben van ons gedrag of aangebrachte versieringen. En het gekke is eigenlijk dat het vrouwelijk geslacht - in de natuur meestal ruim voorzien van schutkleuren - juist die extraverte vormen hebben overgenomen. Flamboyante kleding, sieraden, en make-up zijn gemeengoed.
Sinds mensenheugenis versieren we onze spullen. Tijdens de Rococo beleefde de kunst van het versieren ongetwijfeld een van zijn hoogtepunten met een overdaad aan zwierige krullen en bochten. Die uitbundigheid vlakte in later jaren weer af. Tot ver in de negentiende eeuw waren de sporen terug te vinden en nog steeds vlamt de lust tot decoreren met enige regelmaat weer op in de vorm van 'Jordaan chic' of camp. Maar zo'n honderd jaar geleden begon ook een verstilling: het modernisme zoveel als mogelijk ontdaan van welke versiering dan ook. Strak, eenvoud en functionaliteit om eenvoudig, snel en machinaal te reproduceren waren de sleutelwoorden voor de nieuwe tijd.
Duizenden jaren waren de verschijningsvormen van plant en dier inspiratie voor het versieren van onszelf en onze omgeving. Nu de afstand tot de natuur groter is dan ooit te voren hebben we de kunst van het versieren toch wat verleerd. Onze versieringskunst voert niet veel verder meer dan de op punaises lijkende schroeven waarmee de gelamineerde platen tegen een winkelpui zijn bevestigd.
Pieter de Dreu
• | Schijn en Werkelijkheid |