Carl Gustav Carus - Mondnacht bei Rügen

Carus, lijfarts van de Saksische koningen, was een van de toonaangevende wetenschappers van zijn tijd. In zijn intellectuele carrière vulden zijn professie in de natuurwetenschappen en zijn liefde voor de kunst elkaar volkomen aan. Zijn onderzoekingen op het gebied van de vergelijkende anatomie en psychiatrie scherpten zijn inzicht in de symptomatische betekenis van de zichtbare vorm. Met Goethe bestudeerde hij de morfologische evolutie van het plantenrijk; door Goethe leerde hij Luke Howard systematische studies over wolkenformaties kennen; en aan de natuurfilosofie van Schelling ontleende hij het abstracte raamwerk, waarbinnen hij zijn wetenschappelijke, filosofische en artistieke ideeën kon integreren.

Maar het was zijn langdurige vriendschap met C .D. Friedrich, die de achtergrond vormde van zijn ontdekking van de landschapschilderkunst als allesomvattend middel om zijn verschillende interessen tot uitdrukking te brengen. Hij was een leerling en een van de weinige intimi van Friedrich. In 1831 publiceerde hij "Negen brieven over landschapschilderkunst, geschreven in de jaren 1815-1824 , waarin hij Schellings filosofie combineerde met Friedrichs behandeling van het landschap en zelf zijn eigen kennis van verschijnselen in de natuur bijdroeg. 
Hierbij komt een nieuwe visie op de landschapschilderkunst tot uiting als een kunst, die zich meer bezighoudt met veranderingsprocessen en de betekenis van een bepaald gedrag van de materie dan van de verschijningsvorm van inerte objecten.

Uit: K.G. Carus, Neon Briefe ober Landschafts-malerei, geschriebe in den Jahren 1815 bis 1824, Dresden, 1955

De heldere hemel, kwintessens van licht en lucht, is het ware beeld van de oneindigheid en daar ons gevoel een neiging tot het oneindige heeft, bepaalt het beeld van de lucht voor ons in sterke mate de stemming van elk landschap onder zijn luchtig gewelf.
De hemel is inderdaad het meest wezenlijke en het meest grootse onderdeel van het landschap.Als wolken of er boven uit torenende bergen het uitzicht op deze oneindigheid meer en meer belemmeren en het tenslotte totaal verduisteren, voelen wij ons steeds meer bedrukt. Maar als deze zware lagen in kleine zilveren wolkjes oplossen of als ze worden doorboord door het kalme, heldere licht van de opkomende maan of zon, dan verdwijnt dit gevoel van neerslachtigheid en maakt plaats voor gedachten over de overwinning van het oneindige op het eindige...… 

Ik geloof dat mijn denkbeelden over de huidige stand van zaken in de landschapschilderkunst ontwikkeld werden door het lezen van Goethes opmerkingen over de wolkenformaties en zijn prachtige gedicht ter ere van Luke Howard 1). Als u mij zou vragen, waarom dit gedicht mij zo krachtig ontroerde, zou ik dat als volgt uitleggen: in de loop van ons leven ontdekken wij dat volmaaktheid slechts onder twee omstandigheden voorkomt. Aan de ene kant kan deze optreden in de toestand van onze oorspronkelijke eenvoud, waarin wij tot het goede geneigd zijn door een onduidelijk bewustzijn van de goddelijkheid in ons. 

1) Goethes gedicht 'Howards Eherengedächtnis' werd in 1820 gepubliceerd ter ere van Luke Howard (1772-1864), een Engelse chemicus, van wie in 1804 het boek uitkwam: Essay on the Modification of Clouds.

  

En deze kan opnieuw optreden als wij, na vele dwalingen te hebben begaan, tenslotte komen tot een helder begrip van onze relatie met God en de wereld en op deze basis bewust die volmaaktheid verwerven, die vroeger onbewust bleef. Dit suggereert een mogelijkheid dat ook de kunst twee verschillende soorten van volmaaktheid omvat. De eerste, een oorspronkelijke, naieve volmaaktheid, heb ik al in eerdere brieven behandeld. Goethes gedicht gaf mij het idee van de tweede soort artistieke schoonheid, namelijk die, welke is gebaseerd op een dieper inzicht. Goethe heeft ons verscheidene andere, soortgelijke gedichten nagelaten, die uit zijn laatste periode stammen. Zij brengen tot uitdrukking dat meest zuivere en volmaakte natuurwetenschappelijke inzicht in bepaalde levensprocessen, welke, na diepe indruk op des dichters ziel te hebben gemaakt, door hem werden vertaald in poëtische waarnemingen en ideeën. 

Voordat dit gedicht over de wolken geschreven kon worden, was het noodzakelijk dat hij langdurige en serieuze studie maakte van atmosferische verschijnselen. Hij moest het bewijsmateriaal waarnemen, beoordelen en classificeren, tot hij niet alleen een zodanige kennis over de formatie van wolken had verworven, als door eenvoudige, visuele waarneming kan worden verkregen, maar ook dat dieper inzicht, hetwelk het werkelijk resultaat is van wetenschappelijk onderzoek. Nadat hij dit gedaan had, concentreerde zijn intellectuele oog zich op alle afzonderlijke kanten van het verschijnsel en verhief deze tot het niveau van de kunst. Op dezer manier bezien verschijnt de kunst als de hoogste vorm van de natuurwetenschap. In het helder waarnemen van de geheimen van de natuurwetenschap en door hen in schoonheid te kleden, wordt zij in waarheid mystiek of, zoals Goethe het zou stellen, Orphisch.

Laatste wijziging: woensdag, 8 oktober 2014, 20:25