Velen leefden in een stemming van diep pessimisme. Zij aanvaardden de prognose van Spenglers "Der Untergang des Abendlandes". Het Westen vertoonden tekenen van zwakheid, symptomen van een verouderde cultuur. Moest men de uitholling vanhet Westerse cultuurpatroon gelaten ondergaan of zou een geest van opstandigheid het fatum kunnen sluiten? Er was een expressionisme van hoop en verwachting en een expressionisme van machteloze woede. De kritieke tijd rondom de eerste Wereldoorlog gaf de mens een dikwijls verbijsterend gevoel van onmacht. De sterken van geest echter - zij die creatiever waren dan de machtigen der aarde, die op elkanders vernietiging aanstuurden - lieten de hoop niet varen nog eens een bewoonbare wereld te zien ontstaan. 

Uit: P.J. Bouman, Cultuurgeschiedenis van de 20ste eeuw. Utrecht 1964 

Dit missionaire gevoel leefde vooral bij een aantal kunstenaars dat met oneerlijke kunst in een oneerlijke wereld wilde breken. Wanneer men werkelijk tot een "stijl" zou kunnen komen, tot zuivere vormgeving, zou daarvan een zuiverende invloed op de gehele samenleving uitgaan. Geen stilistisch dictaat dus, maar een geesteshouding. Men kan zich voorstellen hoe hoopvol in 1919 de stemming was onder de pioniers, die de esthetica in de herbouwgedachte centraal plaatsten. In het begin van dat jaar kreeg de architect Walter Gropius de leiding van een instituut te Weimar dat uit de fusie van een kunstacademie en een kunstnijverheidsschool was ontstaan. Hij noemde zijn instelling "Das Bauhaus". De tegenstelling tussen kunst en handwerk zou, naar middeleeuws voorbeeld, moeten verdwijnen. Architectuur, decoratieve kunst, schilderkunst en industriële vormgeving zouden hun dienende functie slechts kunnen vervullen in een eenheid van "stijl", waarvan de beginselen reeds door de Nederlandse "Stijl"- groep waren geformuleerd.

Laatste wijziging: woensdag, 8 oktober 2014, 21:18