Wagner in Waltz-Spielart am Samstag in der Berliner Staatsoper mit Peter Seiffert als Tannhäuser. 

Tannhäuser, 

gemaakt in 1845, speelt op en bij de Wartburg in Thuringen in de dertiende eeuw. 

Eerste akte: 
In het inwendige van de Venusberg ligt de ridder-zanger Tannhäuser aan de voeten van de liefdesgodin Venus. Rondom hem vindt een bacchanaal plaats. Tann Häuser wil terug naar de wereld ondanks al Venus' beloften. Tenslotte laat zij hem gaan maar voorspelt dat hij zijn draai niet meer zal kunnen vinden. 
Tannhäuser antwoordt dat zijn heil in Maria berust. 
De Venusberg verdwijnt, het toneel verandert in het dal bij de Wartburg. Tann Häuser smeekt, geknield voor een madonnabeeld, om genade voor zijn zonden. Hij wordt gevonden door de landgraaf, in wiens gevolg zich ook de dichter Wolfram von Eschenbach bevindt. Hij herkent Tann Häuser. Deze laat zich overhalen mee te gaan naar de Wartburg als hij hoort dat Elisabeth, de nicht van de graaf, nog steeds om hem treurt. 

Tweede akte: 
De grote feestzaal van de Wartburg is rijk versierd voor een zangerswedstrijd. Elisabeth en Tannhäuser ontmoeten elkaar wel maar Tann Häuser blijkt voor de wedstrijd ineens weer verdwenen. 
Het thema van de zangerswedstrijd is de liefde en Elisabeth zal de prijs uitreiken. In tegenstelling tot de andere zangers bezingt de weer teruggekeerde Tann Häuser de zinnelijke liefde met zijn Venushymne. De vrouwen verlaten daarop de zaal, Tann Häuser wordt door de aanwezige ridders bedreigd en moet van de landgraaf op pelgrimstocht naar Rome. 

Derde akte:
In het herfstige dal van de Wartburg ligt Elisabeth voor een madonnabeeld geknield en bidt voor Tann Häusers behouden terugkeer. Er komt een stoet pelgrims terug maar Tannhäuser is er niet bij. Wolfram von Eschenbach wil Elisabeth naar de Wartburg terugbrengen maar zij kan hem niet antwoorden omdat ze een gelofte heeft afgelegd om met niemand te spreken. 
Als zij weg is komt Tannhäuser uitgeput aan en vertelt Wolfram dat hij is teruggekomen om de weg naar de Venusberg te zoeken nu de paus hem geen vergiffenis heeft geschonken. De betovering wordt al zichtbaar doordat een roze gloed het bos verlicht. Tenslotte verschijnt Venus zelf. Wolfram tracht Tann Häuser tegen te houden en als hij Elisabeths naam noemt, verdwijnt de hele Venus-entourage weer. Dan komt een fakkelstoet uit de Wartburg, die de dode Elisabeth draagt. Tann Häuser knielt aan haar baar en sterft ook. Daarop komt een tweede stoet pelgrims aan met de staf van de paus waaraan bladeren groeien: het teken dat aan Tann Häuser genade is verleend. 

Lohengrin,
werd voor het eerst opgevoerd in 1850. De opera speelt in Antwerpen in de eerste helft van de dertiende eeuw. 

Eerste akte: 
Koning Hendrik verzoekt onder de koningseik aan de oever van de Schelde hulp en bijstand van de Brabanders. Bij de dood van de hertog van Brabant is graaf Telramund tot voogd benoemd over diens kinderen Elsa en Godfried van Brabant. Godfried is echter spoorloos verdwenen en Elsa is aangeklaagd wegens een geheime liefdesgeschiedenis met een onbekende ridder. Zij zegt dat de ridder van haar visioen haar zal verdedigen bij het godsgericht dat de koning wil houden en dat zij zijn gemalin zal worden.
Niemand meldt zich echter als de geheimzinnige ridder wordt opgeroepen maar te elfder ure nadert op de Schelde een bootje dat door een zwaan wordt getrokken. Daarop bevindt zich een ridder in volle wapenrusting. Als hij aan land is gestapt, stuurt hij de zwaan weg en verklaart zich bereid Elsa te verdedigen. Ze mag alleen nooit naar zijn naam of afkomst vragen. 
De ridder, Lohengrin, wint bij het godsgericht het tweegevecht maar spaart Telramunds leven. 

Tweede akte: 
In de burcht van Antwerpen broeden Telramund en zijn vrouw Ortrud 's nachts op wraak. Lohengrin moet een tovenaar zijn en Ortrud zal met hulp van haar heidense goden proberen Elsa aan het twijfelen te brengen. 
Als de dag aanbreekt verbant de koning Telramund. Elsa zal met de onbekende ridder trouwen. Deze weigert de hem aangeboden kroon van Brabant. Als Elsa de kerk binnen wil gaan, verspert Ortrud haar de weg: zij wil geen vrouw dienen die niet eens weet wie haar echtgenoot is. Ondanks opkomende twijfel weigert Elsa de verboden vraag te stellen. Samen met Lohengrin gaat zij de kerk binnen. 

Derde akte: 
Op de tonen van het bruidskoor worden Elsa en Lohengrin het huwelijksvertrek binnengeleid. Elsa wordt bang dat haar echtgenoot weer net zo onverwacht weg zal gaan als hij gekomen is; tenslotte vraagt ze toch zijn naam. Dan komt Telramund plotseling met vier volgelingen binnen. Lohengrin slaat Telramund neer en laat dan Elsa door haar dienaressen naar de koning brengen waar hij zijn ware naam bekend zal maken. 
Aan de oever van de Schelde houdt de koning een toespraak als Elsa en Lohengrin daar aankomen. Lohengrin zegt dat hij niet langer voor de koning kan strijden omdat Elsa haar eed heeft gebroken. Hij moet terugkeren maar zal eerst zeggen wie hij is. Hij blijkt de zoon van Parsifal, de hoeder van de heilige graal, te zijn. De ridders van de graal mogen slechts onder de mensen verblijven als niemand weet wie zij zijn. 
De zwaan komt aangezwommen met het bootje. Lohengrin neemt afscheid van Elsa. Als hij een jaar had kunnen blijven, zou de betovering van haar broer verbroken zijn geweest. Hij geeft haar een ring die zij haar broer moet geven, als hij ooit terugkomt.
Plotseling komt Ortrud naar voren en roept dat de zwaan niemand anders is dan Godfried van Brabant, die zij zelf heeft betoverd. Lohengrin verandert de zwaan weer in Godfried. Dan trekt de graalsduif het bootje met hem weg en Elsa valt levenloos in de armen van haar broer. 

Tristan en Isolde,
De première vond plaats in 1865 in München. De opera speelt op zee, in Cornwall en op Tristans kasteel in een legendarisch verleden. 

Eerste akte: 
Isolde vaart van Ierland naar Cornwall als bruid van de koning van dat land. Tristan is de ridder die haar begeleidt. Zij laat hem door haar dienares ontbieden maar Tristan ontwijkt een antwoord en zijn dienaar weigert voor hem. 
De voorgeschiedenis blijkt echter ingewikkeld: onder de naam Tantris had Tristan, gewond, genezing gezocht bij de Ierse prinses Isolde. Maar door de passende splinter van een zwaard is ze er achter gekomen dat hij ook de moordenaar van haar vroegere verloofde is. Nu is hij haar hand komen vragen voor zijn oom, de koning van Cornwall. Isolde is echter gebelgd dat hij haar niet zelf als vrouw wil. Haar dienares en vertrouwelinge Brangáne herinnert haar aan de toverdranken die ze bij zich heeft. Isolde kiest de doodsdrank. Als Tristan zijn opwachting maakt, biedt Isolde hem de drank aan. Zij drinken beiden, sterven echter niet maar vallen elkaar in de armen. Als zij in Cornwall aankomen blijken zij in plaats van de doodsdrank de liefdesdrank gedronken te hebben. 

Tweede akte: 
Terwijl de koning op jacht is, wacht Isolde in haar kamer in de koningsburcht van Cornwall op Tristan. Een vriend van Tristan verraadt hem echter en het paar wordt door de koning betrapt. Tristan valt zijn vriend aan maar laat plotseling zijn zwaard vallen en wordt zelf zwaar gewond. 

Derde akte:
Tristan ligt op zijn ziekbed in zijn vervallen burcht, verzorgd door zijn dienaar. Deze heeft Isolde gevraagd te komen omdat zij de enige is, die hem kan genezen. Als Isolde echter aankomt, raakt hij zo van de wijs dat hij sterft in haar armen. 
Een tweede schip arriveert met de koning en Tristans vriend. Ondanks de goede bedoelingen - de koning wil Isolde aan Tristan afstaan - ontstaat er een gevecht, waarin dienaar en vriend van Tristan elkaar doden. Isolde hoort echter niets meer: zij sterft in extase. 

Die Meistersinger von Nurnberg, 
Deze opera, die voor het eerst in 1868 werd opgevoerd, was het eerste succes voor Wagner. De opera speelt in Neurenberg in het midden van de zestiende eeuw. 

Eerste akte: 
Aan het eind van de dienst in de Neurenberger Katharinenkirche benadert de ridder Walter von Stoltzing de chaperonne van Eva, de dochter van de goudsmid, met de vraag of Eva al verloofd is. Eva zal echter haar hand reiken aan degene die de volgende dag de meesterzangerwedstrijd zal winnen. Daarop besluit de ridder mee te doen aan deze wedstrijd. 
Eva's vader leidt de vergadering van de meesterzangers. Eva mag weigeren maar mag in dat geval geen andere echtgenoot kiezen. Hans Sachs, de meesterschoenmaker, vindt dat ook het volk een stem moet hebben in de uitslag. De ridder moet voorzingen om lid te worden van het gilde. De enige die partij voor hem trekt is Hans Sachs. 

Tweede akte: 
Deze speelt in de straat waar Sachs en Eva wonen. Sachs werkt voor zijn huis en komt van Eva te weten, dat ze Stoltzing als man wil hebben. Die avond zal zijn grootste rivaal zijn lied als serenade aan Eva ten gehore brengen. Als deze komt, gaat Sachs een 'werklied' zingen, terwijl Eva en Stoltzing achter een lindeboom verstopt staan. Echter, de vriend van Eva's chaperonne denkt dat het lied haar geldt en werpt zich op de zanger. Dat geeft een grote beroering. Sachs duwt Eva haar eigen huis in en verstopt Stoltzing in het zijne. Als de nachtwacht langs komt is alles weer rustig. 

Derde akte: 
In zijn werkvertrek zit Hans Sachs te mediteren als Stoltzing binnenkomt en zijn droom vertelt. Samen maken zij er een nieuw lied van. Als zij echter de kamer uitgaan, wordt het lied gestolen door de passerende rivaal. Hans Sachs betrapt hem nog net en krijgt het verwijt dat hij tegen de afspraak in toch zelf ook aan de wedstrijd meedoet. Hans Sachs schenkt hem het lied om hem niet tot dief te maken. Als Eva binnenkomt om haar schoenen na te laten kijken, bedenkt Stoltzing het laatste couplet van zijn lied. Daarna gaat iedereen naar de feestweide. 
De eerste die zal optreden is de rivaal. Hij heeft het gedicht niet goed kunnen lezen en staat pure nonsens te zingen. Hij beschuldigt Hans Sachs er van zo'n slecht gedicht te hebben gemaakt maar deze nodigt vervolgens de werkelijke dichter uit. Stoltzing wordt winnaar van de wedstrijd en Eva reikt hem de lauwerkrans. 

Parsifal,
werd voor het eerst opgevoerd in Bayreuth in 1886. Wagner wilde deze opera alleen daar op laten voeren; inmiddels wordt de opera ook op andere plaatsen uitgevoerd. Het verhaal speelt in en bij de burcht Monsalvat in Noordspanje in de vroege middeleeuwen. 

Eerste akte: 
In het bos met een meer op de achtergrond worden ridder Gurnemanz en twee schildk- napen gewekt door trompetten en bazuinen uit de graalburcht Monsalvat. Kundry komt op met een flesje balsem, dat zij van ver gehaald heeft. 
Amfortas, de zoon en opvolger van de oude graalheer, wordt op een draagbaar naar het meer gebracht om daar te baden. Hij wacht op verlossing van zijn kwalen maar slechts een reine dwaas kan daarin slagen. 
Kundry is een wat geheimzinnig meisje, dat soms weg is en in zo'n periode gebeuren er juist altijd ongelukken. 
Amfortas heeft getracht met de heilige speer (waarmee Christus werd gestoken) de tovenaar Klingsor te bestrijden maar werd verleid door een mooie vrouw. Klingsor heeft toen de speer te pakken gekregen en Amfortas daarmee gewond. 
De graalridders behoeden de heilige graal (= de kelk, waaruit Christus tijdens het laatste avondmaal gedronken heeft). Zij hebben een kuisheidsgelofte afgelegd maar worden voortdurend door Klingsor belaagd door middel van een tovertuin met aantrekkelijke meisjes. 
Er ontstaat rumoer aan het meer; een vreemde (Parsifal) heeft de zwaan in het meer neergeschoten. Gurnemanz verwijt hem dat de dieren hier heilig zijn en Parsifal schaamt zich zo dat hij zijn boog in stukken breekt. Als Gurnemanz vraagt wie hij is, weet hij alleen de naam van zijn moeder. Kundry vult het verhaal aan en zegt dat zijn moeder van verdriet gestorven is, sinds hij is weggelopen. Zij vliegen elkaar aan maar Gurnemanz komt tussenbeide en brengt Parsifal naar de graalburcht: misschien is hij wel de reine dwaas. 
(Oorspronkelijk schreef Wagner hier 'Wandeldekorationen' voor, waardoor het toneel langzaam veranderde. Deze worden nooit meer gebruikt.) 
In de koepelzaal van Monsalvat wordt de avondmaalsdienst gehouden. Titurel roept zijn zoon Amfortas op nog eenmaal dienst te doen. Met veel aarzeling onthult Amfortas de graal, die deze avond zeer helder straalt. Parsifal is met stomheid geslagen. Gurnemanz stuurt hem weg met de waarschuwing de zwanen met rust te laten. 

Tweede akte: 
Klingsor ziet in zijn toverspiegel Parsifal naderen en roept Kundry om hem op dezelfde wijze te verleiden als vroeger Amfortas. Kundry kan op haar beurt slechts van een vloek verlost worden door degene, die haar weet te weerstaan. 

In de tovertuin zijn de bloemen bekoorlijke meisjes. Parsifal springt over de muur en wordt meteen door hen benaderd. Hij begrijpt niet wat ze van hem willen. Dan komt Kundry er aan die veel geraffineerder te werk gaat. Zij vertelt hem van zijn jeugd en hoe zijn moeder gestorven is en kust hem dan op de mond. Parsifal ziet nu in wat er met Amfortas is gebeurd en stoot haar weg. Hij weet nu ook wie Kundry is: zij heeft Christus uitgelachen toen deze zijn kruis naar Golgotha sleepte. Als hij Kundry weer afweert, zegt ze dat hij de weg naar Monsalvat niet terug zal weten te vinden. Ze roept Klingsor te hulp, die zijn speer naar Parsifal slingert maar de speer blijft boven Parsifals hoofd zweven. Hij grijpt hem en maakt er een kruisteken mee, waarop Klingsors slot verdwijnt en de tovertuin verdort. Parsifal gaat met de speer op weg. 

Derde akte: 
De oudgeworden Gurnemanz zit op de ochtend van Goede Vrijdag bij een eenvoudige kluizenaarshut. Hij hoort buiten Kundry steunen en wekt haar uit haar slaap. Een ridder in zwarte wapenrusting komt, met zijn speer naar de grond, aangereden. Gurnemanz verwijt hem op deze dag wapens te dragen. De ridder legt ze af en zinkt voor de speer in gebed. Gurnemanz herkent Parsifal en de speer. Parsifal herkent hem nu ook en vertelt dat hij al die tijd de weg naar Monsalvat niet heeft kunnen terugvinden. Amfortas heeft steeds geweigerd de graal nog te onthullen en de ridders zijn allen zeer verzwakt geraakt. Parsifal verwijt zichzelf dat hij het niet beter heeft aangepakt. Gurnemanz en Kundry leiden hem naar de bron: zij sprenkelen water op zijn hoofd en voeten en zalven hem vervolgens tot koning. Parsifal doopt daarop Kundry. Parsifal verbaast zich over de schone natuur. De klokken beieren en zij begeven zich op weg naar de graalburcht. In de koepelhal ligt Amfortas op zijn ziekbed naast de doodkist van zijn vader. Hij wil niet verder leven maar dan legt Parsifal de speer op de wond: het wapen dat de wond toebracht, zal hem nu helen. Amfortas geneest. Parsifal toont de speer aan de ridders. Hij onthult nu in plaats van Amfortas de graal, die een helder licht verspreidt. Gurnemanz en Amfortas knielen voor hem, terwijl Kundry dood in elkaar zinkt.

Laatste wijziging: woensdag, 22 oktober 2014, 11:18