De zogenaamde Engels-Chinese tuin
Voor de Engelse beschouwer is het een beetje moeilijk om in te zien waarom de Engelse landschapstuin of park in Frankrijk nu juist 'jardin anglo-chinois' genoemd werd. Ongeveer het enige kenmerk dat deze laat 18de eeuwse Europese tuinen gemeen hebben met de Chinese is de belangstelling voor enscenering en het ontbreken van de dwang tot symmetrie. Toch waren dit belangrijke vernieuwingen in Europa. We moeten daarom niet alleen kijken naar de Europese tuinen vóór de 18de eeuw maar ook naar de Chinese tuinen en bezien wat voor kennis er eigenlijk in Europa bestond over Chinese tuinen, toen de revolutionaire ontwikkeling in de aanleg van parken inzette in Engeland in de jaren '30 en '40 van de 18de eeuw en wat voor invloed die kennis zou kunnen hebben gehad.
Uit: Olivier Impey, Chinoiserie. Londen 1977
Het punt is dat de asymmetrische tuin de duidelijkste reactie is op de rechte lijnen en het formele karakter van de grote Franse tuinen. (...) Duidelijk is in elk geval dat het romantische ideaal van een door de kunst verbeterde natuur is opgepakt door William Kent en vervolgens door Brown, Chambers en Repton. Chambers hield er van om zijn eigen ideeën te verbergen achter een rookgordijn van Chinese geleerdheid. Hij wist het een en ander van Chinese architectuur maar opmerkelijk weinig van Chinese tuinen. (...) Deze ideeën werden gretig overgenomen op het Europese continent. De informele tuin kwam zeker naar Frankrijk en Skandinavië vanuit Engeland en naar Duitsland vanuit Frankrijk, hoezeer de Fransen dat ook ontkenden. Als hij asymmetrisch was moest hij wel Chinees zijn; dit gold sinds het eind van de 17de eeuw voor meubilair en moest duidelijk ook opgaan voor tuinen en architectuur als geen van beide rococo waren. De landschapstuin kwam echter in de jaren '50 naar Frankrijk. (...)
J.-Ch. Krafft, Landschap als microkosmos, Moors, Chinees en Gotisch paviljoen in een tuin, 1809
De Fransen omarmden de jardin anglo-chinois hartstochtelijk en luisterden hem met ontelbare 'Chinese' gebouwtjes op, hoewel maar weinige hiervan meer dan een oppervlakkige gelijkenis vertonen met Chinese architectuur. Deze parken waren niet alleen Engels van oorsprong, de ontwerpers hadden vaak ook in Engeland gestudeerd. (...) Met uitzondering van de grote keizerlijke parken zoals de Yuan-ming-Yuan tuin is de Chinese tuin in zekere zin meer te vergelijken met de Italiaanse tuin dan met de anglo-chinese. Aangezien het Chinese huis gebouwd is op een patroon van met elkaar verbonden binnenplaatsen, vaak met een waterstroom er doorheen, is het effect dat van een reeks vertrekken, elk met zijn eigen centrale tuin.
Net als in de Italiaanse tuin staan in veel gevallen de enige boompjes of struiken in potten en er zijn standbeelden op marmeren sokkels, al stellen deze eerder leeuwhonden dan Muzen voor. In sommige Chinese binnenhoven is het effect van een grotto nagestreefd en in vele is er een aangename en zorgvuldig bedachte asymmetrie maar het lijkt in de verste verte niet op een Engels park. Toch komen er langzamerhand bepaalde kenmerken van de Chinese tuin in de Europese decoratie-schema's terecht. Je hebt geen accurate beschrijving van een Chinese tuin nodig als je het zelf heel goed kunt zien op een Coromandel scherm of op een 'famille verte' 1) schotel. Deze hebben vaak afbeeldingen van tuinscènes en laten daarmee de wezenlijke formaliteit van de Chinese tuin zien. (...)
1) Chinees porselein met overwegend groen glazuur
De enige werkelijke gelijkenis is het mogelijke gebruik van asymmetrie. Het is echter de vraag of dit in Europa teruggaat op Chinese voorbeelden omdat het meer aansluit bij de romantisch-klassieke kennis. Maar tegen wil en dank is er één belangrijk trekje, dat er wel uit voortkomt- het tuinpaviljoen. Tuinpaviljoens komen in bijna elke Chinese tuin voor maar in Europa en zeker in Engeland zijn ze heel ongebruikelijk vóór de 18de eeuw. Toen werden ze opeens over heel Europa enthousiast opgericht en ik waag de veronderstelling dat de les van een mooi (of tenminste aardig) en nuttig tuingebouwtje geleerd werd van de Chinezen. En hier opnieuw, dit werd waarschijnlijk geleerd van de op het blauw-witte porselein geschilderde landschappen, waarbij haast altijd een of ander paviljoentje hoort.