Wintertuinen
De privé 'wintertuin' werd in de negentiende eeuw een populair onderdeel van de woning van welgestelden. In onderstaande literatuur fragmenten wordt een beeld opgeroepen van het gebruik en de betekenis van die wintertuinen.
Er werden kassen geconstrueerd die grote stukken grond overspanden waardoor in een kunstmatig klimaat een exotische omgeving gecreëerd kon worden zoals enkelen die gezien hadden in de koloniën in de tropen en waarvan velen droomden om deze ooit te zien.
(... )
De populariteit van de kas nam zeer snel toe zoals duidelijk wordt uit de geschriften van Humphrey Repton, de bekende landschapsarchitect rond de eeuwwisseling. In 1803 stelde hij in zijn 'Observations om the Theory and Practice of Landscape Gardening' dat de broeikas op een boomkwekerskas moest lijken zodat hij zou passen in de bloementuin, maar dat de kas niet te dicht bij het hoofdgebouw moest liggen. In 1816 daarentegen bepleitte hij, als modegevoelig persoon, in zijn nieuwe boek 'Fragments on the Theory and practice of Landscape Gardening' om het huis met de kas te verbinden, om 'de sombere vormelijkheid van de salon' op te fleuren.(...)
Uit: John Hix, The Glass House, London 1974 8) Joseph Paxton, The Great Conservatory, Chatsworth, 1836
s
9) Paxton, constructietekeningen van The Great Conservatory
Uit: Charlotte M. Jonge, The Daisy Chain
Repton had geadviseerd in Sezincote, Gloustershire, bij het indisch maken van de tuinen en de nieuwe villa, die ontworpen was door Samuel Pepys Cockerell voor zijn zwager Sir Charles Cockerell, iemand die in India rijk geworden was en zich nu terug getrokken had. Het huis was in 1806 voltooid en de hiermee verbonden oosterse kas was een van de belangrijke voorbeelden van de Indische stijl.
(... )
Tussen 1836 en 1840 werd de grote kas in Chatsworth gebouwd door Joseph Paxton. Deze kas was slechts een onderdeel van het enorme spektakel van fonteinen, waterpartijen, landschappen en exotica die Paxton's werkgever, de 6e Duke of Devonshire, gebouwd had met een deel van zijn enorme vermogen. Bezoekers van Chatsworth kwamen langs een cascade, rhododendrons, bamboe en kunstmatige rotspartijen op weg naar een terras dat uitkeek over het grote glazen bouwwerk. Binnen de grote dubbele deur was alles ondergeschikt gemaakt aan de vlucht in de fantasie van de bezoekers. De acht heet-water ketels die zeven mijl pijpleiding moesten voeden waren discreet verborgen onder de gewelven beneden. Er was een ingenieuze tunnel aangelegd met een spoorbaantje om kolen aan te voeren voor de ketels en as af te voeren. De rook werd door een tunnel en een schoorsteen in de omringende bossen afgevoerd. Op het hoogtepunt van zijn roem was de kas vol met de meest prachtige planten uit de uitgebreide collectie van de hertog. Tropische vogels vlogen tussen de palmtakken, goud- en zilvervissen zwommen in de vijvers en er werden grote kristallen en ertsgesteenten tentoongesteld.
(...)
De immense kas was gemaakt van hout op de gietijzeren zuilen na die de houten bogen droegen en tegelijk dienst deden als regenpijpen. Het dak had de vorm van een gebogen harmonica.(...)
Een gietijzeren galerij, die langs de rand van de hoofdruimte liep, stelde de bezoekers in staat om al het exotische van boven te zien en verschafte de tuinlieden een perfect platform om de planten water te geven.
(... )
Hij voelde zich een beetje alsof hij op betoverde grond liep toen hij haar volgde naar de grote kamer met de vensters open naar de plantenserre, de hele atmosfeer vervuld van bloemengeur. De deur naar de wintertuin was open en Meta sneed kleine takjes af van prachtige geraniums, verrukkelijke heliotroop, tere valycanthus, diepblauwe violieren en uitgelezen kasvarens; volmaakte wonderen in Normans ogen... Margaret, ik zou er wat voor geven als je de prachtige wintertuin kon zien. Het is een echt prieel voor een romantisch meisje met zijn rijke groene geurigheid midden in de winter. Het is als in een droom. Je zou het je in een sprookjesland kunnen voorstellen, waar zorgen of verdriet geen toegang hebben; naar keuze wachten schoonheid en zoetheid degene die daar binnentreedt.
Ik kan nauwelijks geloven dat het werkelijk bestaat en dat ik het gezien heb!
'ik liet de wintertuin aanleggen, zeker. Henrietta kon niet zonder wintertuin', antwoordde Mr Temple.
'Miss Temple heeft groot gelijk', verkondigde Ferdinand. 'Je kunt onmogelijk zonder wintertuin.' (...)
Wel, u zult mijn wintertuin zien', Captain Armfine', zei Miss Temple. Aldus sprekend ging zij de wintertuin binnen en Ferdinand volgde haar.
'Vindt u mijn fontein en mijn vogels mooi?', ging zij na een korte poos verder.
'Dit is het paradijs', zei Ferdinand. 'Ik zou mijn leven kunnen doorbrengen in deze wintertuin'.
Ik hecht de meeste waarde aan de morele uitwerking die het bezoek aan een kas van nature heeft. Er moet in elke familie vertier zijn. Kinderen kijken naar hun ouders en volgen hen in bijna alles na. Hoe veel beter is voor dochters en zelfs voor zoons om gedurende de lange en sombere winter bij hun moeder in een kas te zijn dan met haar te zitten kaarten of te zitten grienen over een stomme roman of wat voor vermaak je ook maar kunt verzinnen!
Dit soort tuinen zou net als in het Oosten het toevluchtsoord zijn van de familie bij mooi weer en in slecht weer zou een warme kas op het dak plezieriger zijn dan een donkere salon. Je kunt nauwelijks iets mooiers verzinnen dan de enorme toename van Londense daken, die met heesters en bloemen overdekt zijn. En het zou heel praktisch zijn de kassen zo te bouwen dat zij naar genoegen geopend of gesloten zouden kunnen worden.
Als steden en hun voorsteden voor de wet als een geheel worden beschouwd en als zodanig worden bestuurd inplaats van, zoals nu, in miezerige details door corporaties en kerkbesturen; en als de recreatie en vreugde van de hele gemeenschap door haar vertegenwoordigers worden verzorgd, zullen openbare tuinen met zulk soort kassen of zelfs van een nog grotere pracht, worden opgericht op algemene kosten tot ieders plezier.
Uit: Benjamin Disraeli, Henrietta Temple
Uit: William Cobbett The Englísh Gardener, 1829 Uit: W. Bridges Adams, (Voorstel voor daktuinen in Londen)
10) Turner en Burton, Interieur Palmhouse, Kew Gardens, 1844-1848

Iets van dien aard is onlangs in Parijs van de grond gekomen als privé-project en is een van de meest populaire toevluchtsoorden in die stad geworden. Openbare maaltijden, bals en concerten worden steeds gehouden in de Jardin d'Hiver aan de Champs-Elysées en als het buiten vriest en sneeuw de grond bedekt, bevinden bezoekers zich daar in een ander, vriendelijker klimaat, omringd door tropische bomen, bloeiende heesters en planten, met om de zoveel meter beelden en fonteinen.
De inrichting Krasnapolsky - bij 'Kras' gelijk de spraakmakende gemeente zegt - is een van de grootste van dien aard, niet alleen van Amsterdam maar van de europeesche hoofdsteden. (...)
De winter- en zomertuinen benevens de groote biljartzaal onderscheiden zich door smaakvolle en , wat lucht en licht betreft, doelmatige inrichting. Duizenden worden hier dagelijks gespijsd en gelaafd. In diezelfde periode begon men in verschil/ende dierentuinen ook exotische omgevingen te creëren.
19 januari 1847
De natuurlijke historie-verzamelingen van de Jardin des Plantes is open voor het publiek op dinsdag en vrijdag. Olifanten, neushoorns, nijlpaarden, uitheemse dieren. Rubens heeft ze wondermooi weergegeven. Bij het betreden van deze verzameling bekroop mij een geluksgevoel. Naarmate ik verder kwam, nam dat gevoel toe; het scheen mij dat mijn bestaan uitsteeg boven de gemeenplaatsen, de bekrompen gedachten, de kleine angsten van het moment. Wat een verbazende variëteit aan dieren en wat een variëteit in soorten, vormen en bestemmingen. Elk moment gaat iets, wat ons misvorming toeschijnt gepaard met iets wat ons gracieus voorkomt. Hier zijn de kudden van Neptunus, de zeehonden, walrussen, de walvissen, de onmetelijkheid hoeveelheid vissen met hun ongevoelige ogen en hun stompzinnig open bekken, de schaaldieren, de krabben, de schildpadden en dan de afzichtelijke slangenfamilie. Het enorme lijf van de boa, met zijn kleine hoofd, zijn kronkelingen elegant rond een boomstam gewonden; de afzichtelijke draak, de hagedissen, de krokodillen en alligators, de monsterlijke gavialen met hun plosteling spits toelopende kaken, die eindigen bij de neus met een merkwaardige uitstulping.
Uit: W Bridges Adam, Crystal Palace in: Westminster and Quarterly Review, april 1850
Uit: Amsterdam, Gids met Platen. Amsterdam 1882
Uit: Eugène Delacroix, Journal
10) Krasnapolsky, Wintertuin, Amsterdam
