De volgende brief kreeg Gerard Terborch van zijn vader, toen hij in Londen in de leer was. De aanleiding is de verzending van een koffer met kleren, tekenmateriaal en een ledepop. Terborchs vader, zelf ook schilder, raadt zijn zoon aan vooral de ledepop te gebruiken en veel bewegingen in zijn voorstellingen te verwerken. Hij moet veel 'naar het leven' tekenen, een werkwijze die men toen met het woord 'modern' aanduidde. Verder moet de jonge Gerard zorgvuldig werken en er op letten dat de verven bij het drogen mooi en vloeiend blijven.

3 juli 1635 

Lieve kint, ick seijnde u den leenman (ledepop), doch sonder block: omdat hij te groot en te swaer is om int coffer te leggen: en om een kleijn geit koent ghij daer een block doen maecken, gebruickt den leenman en laet hem niet stille staen als hij hijr gedaen heeft, doch teickent veel: groote en woelende ordonnantiën (genrevoorstellingen) gelick de ghij met genoomen hebbet en als ghij schilderen wilt: dan schildert ock wat ordonantsij van modarn bij u rommelarij ten eersten op gelick ghij wel koent: want dat spoet besst: en blijft ock schoonst en vloeijent int besterven alsoo doende sult ghij well bemint warden met Godt: gelijck ghij ock tot Haerlem en tot Amsterdam waert, wat ghij begint in de naem des Heeren: dat sal u well gelucken.(...)

Uit: Gerard Terborch de Oude, Brief aan zijn zoon Gerard in Londen, 1635 in: Gerard ter Borch, Catalogus Mauritshuis 's-Gravenhage 1974 Uit: Arnold Houbraken, De groote schouburgh van Nederlantsche Konstschilders en schilderessen. Amsterdam 1718 

Over Terborch is Houbraken veel minder uitvoerig dan over Jan Steen, hij heeft hem aanvankelijk zelfs min of meer over het hoofd gezien. Blijkbaar waren er over Terborch in veel mindere mate smakelijke verhalen in omloop. 

Maar gelyk ook dikwijls gebeurt dat de Oosterkim met zware dampen betrokken, belet dat de Zon zig niet op haren tyd in den Oceaan spiegelt: zoo is 't ook meer als eens gebeurt dat de noodige berichten door 't verloop van jaren en vergetenheit bewolkt, op den rechten tyd aan ons niet verschenen, om de zelve te boeken, gelyk het dus met de tegenwoordige levensbeschryving van Gerard Terburg gelegen is, die geplaatst moetende geweest zyn op 't jaar 1618, my, nu wy reeds met drukken al gevordert zyn tot het jaar 1635, eerst zyn ter hand gekomen. (...) 
Om nu voort te gaan met Gerard Terburg van wien wy aanvang gemaakt hebben; hy is geboren te Zwol in Overyssel in 't jaar 1608. Hy [is] gesproten uit een oud geslacht, en wel opgevoed, bezat veel verstant. Ook was hem de Konstgodes van jongs af aan gunstig. 

Zyn vader die een braaf Schilder was en vele jaren te Rome zyn Konst geoeffent had, is zyn eerste onderwyzer in zyn jeugt geweest. Hy heeft ook noch naderhant tot Haarlem by een Schilder gewoont, maar hoe genaamt weet ik niet. Maar wel, dat toen hy op eigen wieken kon dryven, hy reislustig was, en vreemde landen heeft bezocht, als Duitslant, Italie, Engelant, Vrankryk, Spanje en de Nederlanden, daar hy allerwegen stalen van zyns penceels vermogen gelaten heeft. 
Hy wist door zyn Konstpenceel niet alleen de vaste wezenstrekken, en den ganschen zwier levendig na te bootzen, maar ook de bekleedingen, en byzondere stoffen naar hun aard, doch boven al het wit Satyn zoo natuurlyk, dun en konstig te schilderen, dat het waarlyk Satyn scheen te wezen, waar om hy hetzelve ook menigwerf in zyne Konststukken te pas bracht. Onder de menigvuldige en uitvoerig geschilderde Pourtretten wordt inzonderheit geprezen, dat van Juffr. Kornelia Bikker, daar Jan Vos dit vierregelig vaarsje op maakte: 

Dus toont Terburg de schets van 't puikstaal der Kornellen 
Haar aanzicht is gesiert met Bloetkraal, Rooz' en Lelien. 
Zoo blinkt zy in haar jeugt, door zyn bezielde streeken. 
Wie dat haar oudt wil zien, die moet hier hooren spreeken.

Lering en Vermaak 

In de al genoemde catalogus tot Lering en Vermaak werden ook schilderijen van Gerard Terborch uitvoerig besproken. 

Gerard Terborch: De galante krijgsman

Het thema van een man die een vrouw geld aanbiedt is door Terborch enkele malen in beeld gebracht. 'De galante krijgsman' dateert van omstreeks 1662- 62. Zonder twijfel draait het in deze voorstellingen om koopbare liefde of om liefde die te koop wordt gevraagd. Daarbij lijkt de verhouding tussen sfeer en onderwerp iets tegenstrijdigs te hebben, althans voor de 20ste eeuwse kijker. Deze tegenstrijdigheid berust vooral op het feit dat de personages van deze kunstenaar vrijwel altijd een zekere voornaamheid uitdragen en de prostitutie bovendien verre van evident wordt bedreven, zoals bijvoorbeeld bij Jan Steen wel het geval is. (...) 
Op Terborchs 'Galante krijgsman' maakt niet alleen het geld dat de militair in zijn open handpalm houdt ons attent op de erotisch geladen situatie, ook de vruchten in de schaal op tafel lijken in deze richting te wijzen. Vruchten en liefde vormden een welbekende combinatie in de 17de eeuw, waarbij men aan liefde op uiteenlopende niveaus dient te denken. Enerzijds zijn bijvoorbeeld personificaties van de wellust en de dwaze maagden dikwijls met vruchten toegerust. (...) Anderzijds werd de meer respectabel geachte liefde aan vruchten gerelateerd. (...)

Uit: tot Lering en Oermaak. Catalogus Rijksmuseum Amsterdam 1976 

23) De galante krijgsman 

Terborch schonk zijn vrouwelijke figuur in elk geval een 'druiventros der amoureusheid' tot attribuut. In verband met de andere vruchten op de schaal zou men kunnen denken - als één uit talrijke teksten - aan de volgende versregels van Jacob Westerbaen, afkomstig uit zijn bewerking van Ovidius' Ars amandi (De kunst van het vrijen): 

.....Send appelen, send peeren 
Of ander fruyt of ooft dat van uw wooning kom .... 
Ons aller groote-moer (Eva) wierd door het fruyt verleidt: 
Haer nichten zijn al mee van die genegentheyd. 

Bij de samenstelling van dit elegante prostitutietafereel koos Terborch verscheidene ingrediënten uit oude voorraad: de haardracht van het meisje, haar jakje, de tafel en de schoorsteenmantel komen alle reeds in vroeger ontstane schilderijen voor. Een dergelijk economisch gebruik van beeldmiddelen treffen we bij vele 17de eeuwse kunstenaars aan. 

Gerard Terborch: De briefschrijfster 

In de tweede helft van de 17de eeuw hebben verscheidene kunstenaars zich toegelegd op het schilderen van brief schrijvende vrouwen. Gerard Terborch wordt min of meer beschouwd als de grondlegger van het thema. Zijn 'Briefschrijfster' werd omstreeks 1655 geschilderd. Merkwaardig genoeg blijkt dat de brief waarover de vrouw zich met grote aandacht buigt, reeds vouwen vertoont en de tekst onder haar pen doorloopt. Het blijft onduidelijk wat de schilder daarmee heeft bedoeld. Mogelijk wilde hij het doen voorkomen alsof het meisje een eerder voltooide brief aan het corrigeren is. Breekt men zich het hoofd over de vraag welke soort brief zij onder handen heeft, dan valt daarover, strikt genomen, geen uitspraak te doen. De voorstelling zelf bevat geen bijwerk waaraan nadere informatie kan worden ontleend. Het hemelbed op de achtergrond, dat het meisje tot decor dient, is slechts een uiterst vaag referentiepunt (in deze tijd werden bedden nog in de woonkamer geplaatst; aparte slaapkamers ontstonden pas in het laatste kwart van de 17de eeuw). Wanneer we het werk echter bezien in ruimer verband, naast andere brief schrijvende en brief lezende vrouwen (een ouder thema), dan kunnen we vermoeden dat het hier om liefde gaat en de brief een liefdesbrief is.

24) Gerard Terborch, De briefschrijfster

Het feit dat een interpretatie vrijwel geheel via externe gegevens moet worden verkregen en er nauwelijks enig argument aan het schilderij zelf kan worden ontleend, blijft uiteraard een zwak punt. Aannemelijk is dat er een verband bestond tussen de opkomst van het thema van de brief schrijvende vrouw in de schilderkunst enerzijds en de toenmalige werkelijkheid anderzijds - de eerste helft van de 17de eeuw gaf in elk geval een toename te zien van epistolaire activiteiten. Men kende diverse brievenboeken waaruit verliefden, die niet over een welversneden pen beschikten, talrijke toepasselijke uitdrukkingen konden halen. Korte tijd voordat Terborch zijn 'Briefschrijfster' schilderde, verscheen bijvoorbeeld de Nederlandse bewerking van het befaamde Le Secrétaire à la mode van Jean Puget de la Serre, onder de titel 'Fatsoenlicke Zend-brief-schryver (1651). Meer dan dertig bladzijden van dit boekje zijn gereserveerd voor 'Minne- brieven, op allerley begevingen en gevallen.' (...) Het moeten vooral de midden- en hogere klassen van de maatschappij zijn geweest waarbij de brievenboekjes destijds zoveel aftrek vonden. Juist voor deze milieus zijn de brief schrijvende en lezende dames op de schilderijen van Terborch en Vermeer bij uitstek representatief. 

De brief van een man over het thema 'afwezigheid': 

Ik leid zo'n treurig leven sinds gy vertrok. Dus moet ik u zeggen dat ik, na mijn eetlust en gemoedsrust verloren te hebben, hele dagen doorbreng zonder eten en nachten zonder slapen. 

waarop de dame zou kunnen antwoorden: 

Als het in mijn vermogen lag om u met mijn aanwezigheid te troosten van de ziekten, waaraan mijn afwezigheid u doet lijden, zoudt u nu mij zien in plaats van deze brief. Maar daar ik de slavin ben van een vader en een moeder, die me slechts de vrijheid schenken u te schrijven, is alles wat ik kan doen die vrijheid te nemen om u te troosten met de hoop op mijn terugkeer. U wilt wel geloven dat ik dit hartstochtelijk wens.

Uit: Jean Puget de la Serre, Secrétaire à la Mode, Rouen 1671

Laatste wijziging: vrijdag, 31 oktober 2014, 20:32