Het 'realisme' van het schilderij 'De dood van Marat' is voor David een middel om een grote geloofwaardigheid aan het beeld mee te geven. Hij wilde met het schilderij een aantal waarden overbrengen, zoals de deugden van Marat, zijn niet aflatende werkdrift voor het welzijn van het volk, zijn armoedige leefomstandigheden (die gesuggereerd worden door de kale muren, verstelde lakens en een gammel kistje als schrijftafeltje) zijn goedhartigheid (op het kistje ligt een briefje waarop de opdracht staat om zijn (laatste) geld aan een oorlogsweduwe te geven). Het schilderij is dus zorgvuldig in scène gezet om ons Marat als een voorbeeldig revolutionair, vriend van het volk en martelaar van de revolutie voor te stellen. Dat de werkelijkheid, de feiten, daarbij geweld aan gedaan werd is kennelijk van minder belang. 

David zal wel zijn plezier aan de realistische uitbeelding gehad hebben, maar het was hier geen doel op zichzelf. Geen illusionisme of zogenaamde 'trompe-l'oeil' (ogenbedriegertje) om zijn virtuositeit te demonstreren. Het realisme heeft duidelijk een boodschap en wel een politieke. Eigenlijk is het een propagandistisch schilderij, een vorm van politieke reclame voor het beeld dat men van Marat in herinnering moest houden naar de mening van David. In dit verband is het ook belangrijk om te weten dat het schilderij eerst uitgebreid aan het volk getoond werd zodat het zijn laatste eer nog aan Marat kon bewijzen voordat het door David aangeboden werd aan de Nationale Conventie. Hier, in de volksvertegenwoordiging, werd het frontaal opgehangen naast het spreekgestoelte zodat de afgevaardigden letterlijk een 'voorbeeldige' revolutionair steeds voor ogen hadden. 

Uit de reacties van tijdgenoten bleek de geweldige afschrikking die het schilderij in zich had: 'Je kan er niet lang naar kijken, zo vreselijk is de werking ervan.' 

Ondanks deze realistische elementen wordt het schilderij in de kunstgeschiedenisboeken met het andere werk van David aangeduid als Neo-Classicistisch en niet als Realistisch. Wat heet dan wel 'Realistisch'? 

Realisme en realisme 

Halverwege de negentiende eeuw verklaarde de schilder Gustave Courbet dat schilderkunst vooral een kunst van het zien is en zich derhalve alleen bezig moet houden met de zichtbare dingen. Deze verklaring zette zich vooral af tegen de classicistische kunst (waaronder ook het werk van David viel) die voornamelijk geïdealiseerde beelden schiep en tegen de poëtische en dikwijls op literatuur gebaseerde, fantastische kunst van de Romantiek. Courbet wilde zich juist richten op de eigen tijd, waarbij onderwerpen die eigenlijk te gewoon, te vulgair gevonden werden niet geschuwd werden. 
In zijn opvatting moest een schilder niet selectief te werk gaan. De 'juiste' stijl zou dan eigenlijk de oorspronkelijk stijl zijn, dat wil zeggen 'stijl-loos. Courbet was ook een politiek socialist en die interesse blijkt uit de keuze van zijn onderwerpen die, ondanks het niet willen selecteren, vaak op de laagste lagen van de maatschappij betrekking hebben. Deze socialistisch getinte stroming wordt aangeduid als 'Realisme'. 

1) Gustave Courbet, Meisjes die het koren ziften, 1855.

Maar de termen 'realisme' zonder hoofdletter en de daarvan afgeleide aanduiding 'realistisch', worden nog op verschillende andere manieren toegepast. Gewoonlijk wordt het gebruikt in een algemene vage betekenis van werkelijkheidsgetrouw, de dingen beschrijvend zoals ze gezien worden, dus zonder idealisering en met aandacht voor detaillering. Als dit ver doorgevoerd wordt leidt dat tot illusionisme ('Trompe-lóeil') waarbij de kijker moet geloven dat hij niet de geschilderde maar de echte dingen ziet. Op het schilderij van Marat betreft dat het bedrieglijk echte oppervlak van dingen, zoals het houten kistje bijvoorbeeld dat er uit ziet alsof het aangeraakt kan worden. 
Maar ook wat de voorstelling, de keuze van het verhaal, betreft kan de aanduiding 'realistisch' gebruikt worden. In deze zin bedoelt men dan het uitbeelden van onderwerpen die alledaags, uit het rauwe leven gegrepen zijn. De dingen worden niet mooier voorgesteld dan ze zijn maar eerder lelijker. Het uitbeelden van een (laffe?) moord is in dit verband ook een realistisch, weinig verheffend onderwerp. 


2) Joseph Roques, De dode Marat, 1793
3) Prent met de moord op Marat terwijl Robespierre net binnenkomt

Bovendien kan realistisch ook gebruikt worden als tegenstelling tegen gestileerd, of geïdealiseerd. In het geval van het genoemde schilderij kan je zeggen dat David door de manier waarop hij Marat in beeld brengt het slachtoffer verheft, idealiseert. Het schilderij is in zijn strengheid en eenvoud bijna een (graf)monument. Dat is goed te zien wanneer het met een ander schilderij met hetzelfde onderwerp vergeleken wordt. Daar is het gewoon een ordinaire moord in de badkuip. 
Afhankelijk van de invalshoek waarmee het bekeken wordt kan het zelfde schilderij dus zowel de typering 'realistisch' als 'geïdealiseerd' krijgen. 

De termen 'realisme' en 'realistisch' zijn dus moeilijk te definiëren. De aanduiding wordt gebruikt bij kunstwerken van zeer verschillende aard. Het nabootsen, de 'mimesis'van de werkelijkheid ligt aan de basis van nagenoeg alle kunststromingen vanaf de oudheid tot in de twintigste eeuw. Maar de verschijningsvormen die daar in de beeldende kunst uit voortkomen, zijn zeer ongelijk. Romeinse fresco's, Hollandse kunst uit de zeventiende eeuw, schilderkunst uit de tweede helft van de negentiende eeuw, sociaal realisme, nouveau-réalisme en fotorealisme uit het nabije verleden, om maar enkele voorbeelden te noemen, kunnen alle een (ogenschijnlijk) natuurgetrouw beeld van de werkelijkheid geven. Toch bestaat er een wereld van verschil tussen kunstwerken uit deze perioden. De 'realiteit' heeft kennelijk steeds een andere betekenis. 

Laatste wijziging: donderdag, 1 januari 2015, 20:40