Sigmar Polke
Polke (1941) begon zijn kunstenaarsloopbaan toen hij nog student was in de jaren zestig met een anti-stijl, die hij 'kapitalistisch realisme' noemde. In zijn schilderijen maakte hij gebruik van gezeefdrukte nieuwsfoto's, die zo groot waren opgeblazen dat het rasterbeeld zich in grote stippen oplost. Later schilderde hij grote doeken met allerlei materialen in vele lagen over elkaar. De verschillende elementen werken soms met, soms tegen elkaar en lijken de spot te drijven met de beschouwer. Hierin speelt ook zijn belangstelling voor de alchemie mee. Alchemie was oorspronkelijk de (veronderstelde) kunst om uit allerlei materialen goud te maken, een modernere versie luidt: uit minstens twee materialen een volslagen nieuw scheppen.
Polke:
Ja, als er iets bestaat waarop al datgene betrekking heeft dat altijd maar weer opduikt bij een discussie over de kunstenaar-vreugde aan vernieuwing, creativiteit, spontaniteit, productiviteit, de scheppingsdrang om der wille van het scheppen enzovoort - dan is het wel de aardappel. Hij ligt in een donkere kelder en begint heel spontaan te kiemen, maakt in schier onuitputtelijke creativiteit scheut na scheut, trekt zich geheel terug achter zijn werk en verdwijnt al spoedig volkomen achter zijn scheuten terwijl hij bij dit alles de wonderlijkste bouwsels wrocht! En dan die kleuren! Het bijna kleumendkille paars van de scheutpunten, het oneindige vaalwit van de scheuten zelf, die vaak ook een onaards wee groen vertonen, en dan het tijdloze moederlijke rimpelbruin van de verterende knol. Ja, dat is de ware creativiteit. (...)
Uit: Paul Groot en Pieter Heynen Wat bezielt Sigmar Polke? in: Museumjournaal 1983 nr 5
Sigmar Polke, Wachttoren, 1984. Verf, bedrukt textiel
Ik blijf me afvragen hoe je uit stront goud kunt maken. Giftige kleuren, alles gaat om de kleur. Wat me echt bezig houdt is de chemische werking van kleuren, hoe die in de loop der eeuwen is blijven bestaan. Dat straalt maar uit, en gaat zelfs zo ver dat bij een stof als radium de kleur dodelijk is, een verschijnsel dat zich niet iconografisch laat verklaren. Ik gebruik de verf als doel, dat is het subversieve van mijn schilderkunst. Natuurlijk ben ik óók een goed vakman, ik weet alles van glasschilderen en hoe je een mooi schilderij moet maken, dat heeft Sint Lucas me wel geleerd. Maar het probleem van deze tijd is dat je overal van die bedachte voorstellingen vindt. Iedereen maakt tegenwoordig heel geconstrueerde schilderijen, maar echte artistieke problemen komen niet meer aan de orde.
De meeste schilders vullen gewoon de codes in die de kunstmarkt van hen verlangt. Ik heb lak aan die commerciële formele codes, mijn repertoire kan me niet banaal genoeg zijn, geen modern soort sacrale iconografie, ik wil de kijker niet lastig vallen met dat soort beelden. Bovendien hebben ze hun uitwerking al láng verloren. Je moet dingen formuleren die verboden zijn.
Het gaat om de chemische werking van de kleuren, om de alchemie van de kleur. In de Zeitgeist-catalogus heb ik daarom ook dat didactische werk met de platvis laten afdrukken. De platvis past zijn kleur aan de natuurlijke omstandigheden aan, net een kameleon. Wij kunnen dat niet, wij moeten altijd terugvallen op de alchemie van de kleur, bijvoorbeeld de werking van een radiumstraal op een hectachroom of de gloed van mijn paarse schilderijen die je zo niet kunt thuis brengen, maar die toch op je netvlies werken en een verlangen naar het onbekende mysterie oproepen.
Uit: Anna Tilroe, Een medium dat kan lachen. in: Haagse Post 14 januari 1984
'Ik weet hoe hij werkt,' zegt de kunstenaar Christof Kohlhöfer over Polke in Museumjournaal nr 5, 1983, 'hij gooit een emmer verf over het doek.' En zelf zegt Polke: 'Ik breng verf en lak aan en op het doek trekken ze hun eigen spoor. De vlek gaat bewegen, het beeld geeft iets wat er niet is.' Dat 'iets' is in de eerste plaats de illusie van ruimte, diepte en atmosfeer. Deze ontstaat zodra kleuren naast of over elkaar worden aangebracht. Door dit onstoffelijke karakter van kleur is aan haar werking vaak een verheven aspect toegedacht dat afhankelijk van de tijdgeest, in een bepaalde terminologie werd vervat, goddelijk bijvoorbeeld of kosmisch. Polke vormt hierop geen uitzondering. In de titel van een recent, volledig uit kleurvlekken opgetrokken schilderij heeft hij deze onbegrensde ruimtelijkheid, openheid en verhevenheid omschreven als: 'Open schilderij, detail, onvoltooid? de macht van het 'schilderij' over de schilder'. Die macht heeft in zijn visie bovennatuurlijke vormen. In 1969 al maakte hij een schilderij waarop in drukletters stond vermeld: 'Höhere Wesen befahlen: rechte obere Ecke schwarz malen!' De rechterbovenhoek van het verder illusieloos wit gehouden schilderij was daadwerkelijk zwart geschilderd. Polke als medium?

Sigmar Polke, Tafel, 1963
Zo Polke al een medium is, dan in ieder geval een dat kan lachen. Een sleutelwerk (Polke zelf noemt het een didactisch werk) ontbreekt op de tentoonstelling: 'Kleurwisseling bij platvissen'. In vier op een kleurig doek aangebrachte zwart-wit foto's is te zien hoe een jonge schol zich heeft ingespannen om zijn kleurvlakken aan te passen aan een regelmatig-geruite of gestippelde ondergrond. Deze onnatuurlijke patronen blijken in de vis een energie los te maken die tot een ongewone prestatie leidt: transformatie. Het is dit proces dat Polke nastreeft.
Basis is het materiaal en dat kan voor deze schilder alles zijn. Vaak is het orthodoxe linnen vervangen door huis-, tuin- en keukenstoffen met overbekende patronen als kabouter- kasjmier- of tijgerprints. De banaliteit van deze geprefabriceerde stoffen heeft een sterk realiteitseffect en sluit aan bij de door middel van sjablonen opgetrokken figuratie. Andere malen schildert Polke patronen na met bewonderenswaardige nauwgezetheid. In beide gevallen komt het herhalende karakter van sjabloon en patroon duidelijk naar voren en ontstaat een decoratieve werking. Realisme is een van de 57 variaties op decoratie, luidt een hindoeïstisch gezegde. Dat decoratie veel meer kan zijn dan louter versiering blijkt eens te meer uit Polkes tekeningen. Doel van de decoratieve, vaak zelfs barokke patronen die hij erin heeft uitgewerkt en die in zijn schilderijen terugkomen, is het op
gang brengen van de verbeeldingskracht. Voor Polke is deze met prozaïsche middelen opgebouwde ondergrond een bron van creatieve energie die tot een stroom van nieuwe beelden leidt. Soms vertonen deze een enigszins verhalende samenhang, maar meestal krioelen zij door elkaar heen zonder al te duidelijk verband, als hebben celdelingen plaatsgevonden.

Sigmar Polke, Meteoriet I, 1988. Lak op synthetisch katoen
Bij andere schilderijen wordt transformatie niet veroorzaakt door realistische aspecten te bewerken maar door zdiver schilderkunstige principes: kleur en textuur. Schijnbaar willekeurig is over het linnen verf uitgestort. Daarna is een proces gevolgd dat op geen enkele wijze door de buitenstaander is na te voelen. Het resultaat ervan is een textuur die associaties kan oproepen variërend van olievlekken tot taartglazuur, van gesmolten consumptie-ijs tot de substantie van een kwallenlichaam. Het zintuigelijke effect is zo sterk dat de behoefte de werken aan te raken, zelfs eraan te ruiken, onbewingbare vormen aan kan nemen. Het oorspronkelijk illusieloze doek is getransformeerd in een krachtenveld waarop iedere lijn, bobbel of verfstreek zinsbegoochelende beelden verwekt.
Wat behelst dat proces dat zowel op het vlak van het doek als in de geest veranderingen bewerkstelligt?
Polke zelf laat zich daar kernachtig over uit: 'Ik blijf me afvragen hoe je uit stront goud kunt maken.' Het wezen van de kunst, de concrete kunst zei het al, is de materie. Maar voor Polke vormt zij niet zoals bij de concreten een eindpunt maar een begin. In de materie liggen mysterieuze krachten besloten die onderzocht moeten worden. De uitdrukking van dit mysterie verloopt via de kleur. Al zijn inspanningen zijn er bij deze schilder op gericht geweest kleur op te wekken - uit alles. IJzerslijpsel, arsenicum, menie, rubber-latex, chloor, fotochemicaliën, de experimenten zijn onbeperkt. Het is het doek waarop uiteindelijk alles samenkomt, dat als drager van het mysterie fungeert. Het doek is het werkelijke medium.
Op zich is deze werkwijze geen unicum. Miró heeft al eens bekend een kloddertje jam op zijn doeken te hebben aangebracht om wonderbaarlijke effecten te kunnnen bereiken. Wat wel nieuw is, is de noemer waaronder deze processen nu worden gebracht: alchemie. Alchemie is een woord dat vele kunstenaars en critici momenteel in de mond bestorven ligt. (...)
Ook Polke benadrukt voortdurend dat hij alleen nog maar in de alchemie van de kleur is geïnteresseerd. Maar in tegenstelling tot de volstrekte bewusteloosheid van veel van de tegenwoordige kunst is aan zijn doeken af te zien dat hij in laatste instantie heel precies en heel bewust heeft ingegrepen. Een aantal werken is zelfs duidelijk satirisch. Spot is een uitdrukking van relativering, van twijfel. Hoe ernstig of mysterieus een werk van hem ook is, altijd is er wel een element waaruit twijfel spreekt. Twijfel aan de materie, aan het beeld, aan het absolute, aan de 'waarheid', ja zelfs twijfel aan de twijfel. Polkes transformaties gaan eindeloos door. De ambivalentie die daardoor zijn werk kenmerkt, blijkt een eigenschap te zijn die tot schitterende kunst kan leiden.