Giulio Romano
Giulio Romano (wsch. 1499-1546) was de belangrijkste leerling van Rafaël. Hij moest na de vroege dood van zijn meester de artistieke erfenis beheren. Toch onderscheidt het werk van Giulio Romano zich duidelijk van dat van Rafaël. In de verschillende opdrachten voorarchitectuur en wandschilderingen die hij voor de markies, later hertog van Mantua uitvoerde, lijkt Giulio juist de 'regels' van Rafaël voor de schilderkunst en van Bramante (1) voor de bouwkunst moedwillig te negeren. Er valt veel over het werk te zeggen, maar rustig en harmonieus is het zeker niet. '
Onder de vele, ja met recht ontelbare leerlingen van Rafaël van Urbino, van wie het grootste deel bewees ter zake kundig te zijn, was er geen die hem meer navolgde in stijl, inventie, lijnvoering en koloriet dan Giulio Romano. Ook was er niemand onder hen die meer onderlegd was of stoutmoediger en degelijker, met meer verbeeldingskracht en afwisseling, vruchtbaarder en veelzijdiger dan hij, om nog maar niet te spreken van het feit dat hij zeer innemend in de omgang was, voorkomend, vriendelijk en hoffelijk en in alle opzichten volmaakt wat manieren en gedrag betreft. Vanwege deze eigenschappen mocht Rafaël hem zo graag dat hij niet meer van hem had gehouden als hij zijn eigen zoon was geweest; en daarom maakte hij altijd bij belangrijke werken van zijn diensten gebruik. (...)
Door zich zo in te zetten in dienst van zijn leermeester Rafaël en door de belangrijkste problemen van de schilderkunst te leren, die Rafaël hem zelf met ongelofelijke vriendelijkheid bijbracht, duurde het niet lang voor hij buitengewoon goed in perspectief kon tekenen, gebouwen kon opmeten en plattegronden kon maken; soms wanneer Rafaël inventies naar eigen idee ontwierp en schetste, liet hij Giulio de tekeningen met de afmetingen op grotere schaal maken om die bij zijn bouwwerken te gebruiken. Na dit plezierige begin legde Giulio zich met zo'n succes toe op de bouwkunst dat hij, toen hij deze in praktijk bracht, bewees een uitstekende meester in deze kunst te zijn.
Toen Rafaël stierf en Giulio en nog een andere leerling als erfgenamen achterliet met de opdracht de door Rafaël zelf begonnen werken af te maken, brachten zij het grootste deel daarvan met ere tot een goed einde. (...) Na de dood van Rafaël werd Giulio vanwege zijn uitstekende kwaliteiten gevierd als de beste vakman in Italië. (...)
(1) Italiaanse architect, wiens werk wordt beschouwd als voorbeeldig voor de hoog-renaissance
Uit. Giorgio Vasari, Le vite etc.
Giulio Romano, Palazzo del Te, Mantua, 1525-35. Plattegrond.
Giulio treedt in dienst bij de hertog van Mantua, die hem op zeer royale wijze beloont voor zijn diensten. Een van zijn grootste opdrachten is het Palazzo del Tè.
Samen (de hertog, die dan nog markies is en Giulio) gingen zij naar een plek op schootsafstand van de San Sebastianopoort waar zijne excellentie midden op een wei een verblijf met enige stallen bezat, dat de Te heette en waar hij zijn stoeterij van paarden en merries er op na hield. Toen ze daar waren aangekomen, zei de markies dat hij het aardig zou vinden om zonder de oude muren af te breken daar een kleine buitenplaats in te richten om zich bij wijze van ontspanning af en toe terug te trekken voor diners en soupers.
Toen Giulío de wens van de markies had aangehoord en alles in ogenschouw had genomen en de plattegrond van de ligging had genoteerd, ging hij aan de slag; en door gebruik te maken van de oude muren maakte hij in het hoofdgedeelte de eerste zaal met aan weerskanten in elkaar overlopende vertrekken, zoals men nu bij het binnenkomen zien kan. En omdat het terrein geen natuurlijke steenlaag heeft en geen geschikte steengroeven die stenen kunnen leveren om uit te hakken en te bewerken, zoals die gebruikt worden door degenen, die er wel over kunnen beschikken, maakte hij gebruik van baksteen en tegels, waartegen hij stucco aanbracht; en met deze materialen vervaardigde hij zuilen, voetstukken, kapitelen, kroonlijsten, deurstijlen, kozijnen en andere constructies met zeer fraaie verhoudingen en in een nieuwe en fantastische stijl de decoratie van de plafonds met een zeer bekoorlijke cassettenindeling en rijk versierde nissen. Dit was de reden, waarom de markies besloot na een bescheiden begin door te gaan en van het gebouw een groot paleis te maken.
Tekeningen van de gevels van het Pallazo del Tè

Giulio Romano, Palazzo del Tè, Zaal van de paarden. Detail.
De vorm van het paleis is als volgt. Het gebouw is vierkant en het ligt om een open binnenplaats met het karakter van een wei of eigenlijk een plein met vier toegangen, die kruiselings gelegen zijn; de eerste hiervan loopt direkt door of liever komt uit op een enorme loggia met een tweede toegang naar de tuin. Twee andere leiden naar de verschillende appartementen; allemaal zijn ze versierd met stucwerk en schilderingen. In de hal, waarheen de eerste toegang leidt, is het gewelf ingedeeld in verschillende soorten cassetten met frescoschilderingen. Op de wanden zijn portretten naar het leven van de mooiste lievelingspaarden uit de stoeterij van de markies, samen met honden, van wie de vachten dezelfde kleur en tekening hebben als de paarden, compleet met hun namen. Deze werden allemaal ontworpen door Giulio en al fresco op de kalk geschilderd door zijn leerlingen; en waarlijk zo goed dat zij lijken te leven.
Van hieruit gaat men verder naar een vertrek op één van de hoeken van het paleis, dat is overwelfd met een zeer fraai cassettenplafond in stucwerk met verschillende soorten lijsten met hier en daar een toets goud; en dit lijstwerk verdeelt het gewelf in vier achthoeken, die met hun bovenkanten reiken tot aan een schildering, waarop Cupido met Psyche huwt onder het toeziend oog van Jupiter in aanwezigheid van alle goden. Het is onmogelijk om je iets voor ogen te stellen dat met meer bevalligheid van ontwerp is uitgevoerd dan dit tafereel, want Giulio verkortte zijn figuren, die van beneden gezien zijn, zó goed dat zij, hoewel sommige nauwelijks zestig centimeter meten, voor iemand op de grond er uitzien als wel één meter tachtig lang. Zij zijn werkelijk uitgevoerd met een geweldig vernuft en vaardigheid, daar Giulio behalve dat hij zijn figuren levensecht maakte (het reliëf is zo overtuigend) wist hoe hij hen het menselijk oog kon laten misleiden met hun goed ogende verschijning. In de achthoeken zijn vervolgens alle andere oude verhalen over Psyche uitgevoerd met dezelfde schoonheid en volmaaktheid.

Giulio Romano, Palazzo del Tè. Binnenplaats.
Giulio Romano, Palazzo del Tè, Zaal van Psyche, Het toilet van Venus en Mars


Giulio Romano, Palazzo del Tè, Zaal van Psyche
Na de grote, met stucwerk en vele wapens en verschillende bizarre ornamenten versierde loggia gepasseerd te zijn, komt men in enige vertrekken die zo boordevol zijn met allerlei fantasievoorstellingen, dat het iemand gaat duizelen. Want Giulio, die zeer geestig en vindingrijk was, ontwierp in een van de hoeken van het paleis waar ruimte was voor net zo'n hoekkamer als die van Psyche, een vertrek waarvan de wanden aan moesten sluiten op de beschildering om de toeschouwers zo veel mogelijk te misleiden.
Dus na in die hoek, die op een drassige plek was, dubbele funderingen diep te hebben verzonken, bouwde hij daar bovenop een groot, rond vertrek met zeer dikke muren, zodat de vier buitenhoeken van het metselwerk sterk genoeg zouden zijn om een dubbel gewelf, dat de vorm van een ronde oven kreeg, te kunnen ondersteunen.
Nadat dit gedaan was, liet hij deuren, ramen en stookplaats op de eigenlijke hoekpunten van de helemaal rondom lopende wanden bouwen van rustica-stenen, die er uitzagen alsof ze lukraak en ruw waren uitgehakt en schijnbaar zo schots en scheef, dat ze werkelijk naar één kant leken over te hellen en op het punt stonden in te storten. Toen hij dit vertrek zo vreemd had gebouwd, begon hij de beschildering aan te brengen in de meest fantastische en fantasierijke compositie die hij kon bedenken, namelijk Jupiter die zijn bliksemschichten slingert naar de giganten. En nadat hij de hemel in het hoogste deel van het gewelf had geschilderd, voegde hij er Jupiters troon aan toe, die hij van onderaf envan af de voorzijde verkortte. Hij schilderde een ronde tempel die wordt ondersteund door Ionische zuilen met een baldakijn boven de goddelijke troon en met Jupiters adelaar; dit geheel was boven de wolken geplaatst.
Giulio Romano, Palazzo del Tè, Zaal der Giganten. Plafond.
In de gedeelten daaronder, dat wil zeggen op de rechte wanden onder de kromming van het gewelf bevinden zich de giganten, van wie sommigen, namelijk degenen onder Jupiter, bergen boven op zich hebben en reusachtige rotsblokken op hun rug, die zij op hun sterke schouders dragen om ze op te stapelen om in de hemel te kunnen komen, zelfs nu hun ondergang op handen is. Want met de razende Jupiter en de hele hemel in woede tegen hen ontstoken lijkt het alsof de godheden niet alleen de roekeloze verwatenheid van de giganten vrezen en daarom de bergen op hen laten neerstorten maar alsof de hele wereld omver wordt gehaald en bijna aan zijn eind is.

Giulio Romano, Palazzo del Tè, Zaal der Giganten
Hier schilderde Giulio een gigant, in een donkere grot bijna helemaal overdekt met geweldige stukken rots en andere giganten verpletterd en sommige dood onder de brokstukken van de bergen. (...) Op een ander stuk van de muur beeldde Giulio andere reuzen af, op wie tempels, zuilen en andere onderdelen van gebouwen neerkomen, die verschrikkelijke vernielingen en verliezen aan levens aanrichten bij die trotse wezens; en op deze plek temidden van alle ineenstortende gebouwen werd de stookplaats van het vertrek gesitueerd. Als er een vuur in brandt, lijkt het of de reuzen in brand staan, want daar is Pluto geschilderd terwijl hij vergezeld van de Furiën van de hel naar het midden vlucht op zijn door magere paarden getrokken strijdwagen. En aldus maakte Giulio door het thema van het verhaal voort te zetten door middel van het motief van het vuur een zeer fraaie versiering voor de stookplaats. (...)
Laat niemand denken dat hij ooit een vreselijker of angstaanjagender of realistischer werk van het penseel zal zien dan dit; en wie dat vertrek betreedt en de ramen, deuren enzovoort ziet die allemaal vervormd zijn en naar beneden lijken te komen, de omvallende bergen en gebouwen, kan alleen maar vrezen dat alles op hem neerstort, vooral wanneer hij in de hemel daarboven alle goden links en rechts op de vlucht ziet slaan. En het meest verwonderlijke aan dit schouwspel is dat de hele schildering geen begin en geen eind heeft, maar dat alles onderling is verbonden en soepel in elkaar overloopt zonder onderverdeling of begrenzing door ornamenten. (... )
Behalve dit werk presenteerde Giulio op verschillende tijdstippen zo veel ontwerpen voor kapellen, huizen, tuinen en voorgevels verspreid over de stad Mantua en was hij er zo op gebrand haar te verfraaien en te versieren, dat waar voorheen de stad begraven lag in de modder, vol met stilstaand water stond en bij tijd en wijle bijna onbewoonbaar was, hij haar zo grondig transformeerde dat het nu een droge en gezonde plaats is, in alle opzichten aangenaam en bekoorlijk. (...)
Deze hertog was zo op Giulio gesteld dat hij niet wist hoe hij zonder hem moest leven en op zijn beurt kon Giulio's respect voor die heer niet groter zijn. Er was geen gunst die hij voor zichzelf of anderen vroeg die hij niet kreeg en toen hij stierf, kwam men er achter dat hij uit al hetgeen hij van de hertog had gekregen een vermogen van meer dan duizend dukaten bezat. (... )
Vasari heeft, zoals uit de tekst blijkt, Giulio Romano persoonlijk gekend en hij laat graag merken dat zij bevriend waren.
In die tijd maakte Giorgio Vasari, die een zeer grote vriend van Giulio was hoewel zij elkaar alleen van horen zeggen en uit brieven kenden, op reis naar Venetië een omweg over Mantua om Giulio en zijn werk te zien. Na aankomst in de stad ging hij op zoek naar zijn vriend en toen zij elkaar ontmoetten, herkenden zij elkaar zo zeker van hun zaak alsof zij al duizendmaal in levende lijve tezamen waren geweest, hoewel zij elkaar nog nooit hadden gezien.
Giulio was hier zo gelukkig en tevreden over dat hij gedurende vier dagen niet van zijn zijde week en hem al zijn werken liet zien. (...)
Toen vroeg de kardinaal aan Giorgio wat hij van Giulio's werk vond en hij antwoordde in bijzijn van Giulio, dat het zo voortreffelijk was dat hij een standbeeld verdiende op elke hoek van de stad en dat, daar hij de vernieuwing van Mantua had bewerkstelligd, de halve staat nog niet genoeg beloning was voor zijn inspanningen en talent. Hierop antwoordde de kardinaal dat Giulio meer heer en meester was in de staat dan hijzelf. En omdat Giulio zo vriendelijk en aardig was, vooral voor zijn vrienden, was er geen teken van warmte en genegenheid dat Giulio niet van hem kreeg.
Toen Benvenuto Cellini kort na zijn aankomst in Mantua koorts kreeg, vervloekte hij 'Mantua, zijn heer en ieder die de neiging voelde daar te vertoeven'.
Giulio die constant ziek schijnt te zijn geweest en wiens helpers en bedienden ook van koorts te lijden hadden, bleef. Hij moest vermoeiende schermutselingen met de hertogelijke schatmeesters uitvechten om meer verguldsel te financieren. Hij moest bovendien leiding geven aan onervaren en onwillige werkkrachten tijdens overstromingen en onophoudelijke regens, terwijl helpers soms zijn ontwerpen stalen of zijn ideeën zo slecht uitvoerden, dat hij alle plezier in zijn werk verloor.
Niettemin werd hij het nooit moe nieuwe ideeën te lanceren of nieuwe vertrekken voor de hertogelijke verblijven in en buiten Mantua in te richten, ontwerpen te maken voor kastelen, tuinen, wandtapijten, aardewerk, vaatwerk, kostuums, decors, optochten en schouwspelen voor feesten en begrafenissen en daarbij ook nog tijd te vinden om aan zijn schilderijen te werken en ontwerpen te maken voor graveurs en beeldsnijders. Zijn brieven illustreren zijn beproevingen en triomfen als impresario. Een lezer met moderne ogen zou nauwelijks op het idee komen dat de nederige schrijver ervan een in zijn tijd zeer gevierd kunstenaar was.
Uit: E.H. Gombrich, That rare Italian master etc. in: New Light on Old Masters. Oxford 1986