![]() |
BRONNENBUNDELS |
Wilhelm Wackenroder (1773-1798) Deze jonggestorven Duitse schrijver, ambtenaar bij het gerechtshof van Berlijn (èn dus helemaal geen monnik), leverde door zijn geschriften een belangrijke bijdrage aan de ideeën, die tijdens de Romantiek in Duitsland leefden, door vooral de nadruk te leggen op de verwantschap van allerlei kunstvormen als uitingen van religieuze ervaringen. |
||
Uit: W.H. Wackenroder en L. Tieck, Herzenergiessungen eines kunstliebenden Klosterbruders, 1797 |
Maar ik ken twee wonderbaarlijke talen, waardoor de schepper het mensen vergunt hemelse zaken in al hun kracht te begrijpen en waar te nemen, dat wil zeggen (om geen al te vermetele uitspraak te doen) voorzover dit mogelijk is voor menselijke wezens. Deze dringen tot ons innerlijk door met geheel andere middelen dan woorden. Plotseling brengen zij als door een wonder ons gehele bestaan in beweging en nestelen zich in iedere zenuw en bloeddruppel die wij hebben. Eén van deze wonderbaarlijke talen spreekt alleen God; de andere wordt slechts door die enkele uit de mensheid uitverkorenen gesproken, die Hij als zijn beminden heeft gezalfd. Ik bedoel: de Natuur en de Kunst. Vanaf mijn vroegste jeugd, waarin ik voor het eerst de God der mensheid leerde kennen uit de oude, heilige boeken van onze religie, was de natuur voor mij steeds de fundamentele en helderste verklaring voor Zijn wezen en Zijn hoedanigheden. |
|
Het ruisen van de kruimen van het woud, het dreunen van de donder vertelden mij mysteries over Hem, die ik niet onder woorden kan brengen. Een schone vallei omsloten door fantastische rotsvormen, een vriendelijk riviertje, waarin de overhangende bomen zich weerspiegelen of een vrolijke groene wei, verhelderd door de blauwe lucht -acht, dit soort dingen liet meer wonderlijke emoties door mijn gemoed gaan, heeft mijn geest dieper vervuld van Gods almacht en mildheid en mijn ziel meer gereinigd en verheven dan de taal met woorden ooit vermag. Taal, zo schijnt het mij toe is een veel te aards en een te onhandig gereedschap om het immateriële aan te vatten, zoals men het materiële aanvat ... |