![]() |
BRONNENBUNDELS |
Fantasie en verbeelding bij beeldhouwers: Kunc, Visch, Horn Milan Kunc Uitspraken "Het oog moet geboeid worden door een story, het verhaal is een hogere zaak dan een elegante vlakschilderkunst of een geweldige kwastschilderkunst. Die overzie je in een seconde. Ik ben er niet van onder de indruk." "Het cubisme was het fundament van de moderne kunst; de eerste stroming
die alles op zijn kop zette. De cubisten wilden het negentiende-eeuwse
schilderij, het venster op de realiteit, vernietigen. Dat is ze dan ook
helemaal gelukt! "Iedereen weet intussen wel dat ik geen 'Nieuwe Wilde' ben, dat
verwijt kan niemand mij maken! Elk schilderij moet een geheim hebben, anders is het niet goed. Een goed schilderij is hermetisch; de bewaarder van een hogere geest. Als het werk te vlak is, te weinig inhoud heeft, blijf je niet geboeid. Een meesterwerk is een bron van onbeschrijflijke energieën. De kunstgeschiedenis kent een groot aantal schilderijen die ook vandaag nog niet ontraadseld zijn. Dat zijn de beste. Een Vermeer, een Giorgione of de Mona Lisa die weliswaar geprofaniseerd is; het zijn schilderijen met kracht, werken die in staat zijn over de eeuwen heen te 'zenden'. Ook probeer ik mijn schilderijen absoluut onvergetelijk te maken. Meerduidige schilderijen hebben volgens mij een grotere kracht omdat er verschillende lagen, verschillende niveaus in te vinden zijn. Hoe meer lagen het heeft, des te meer zo'n schilderij kan bereiken. Ik verwerk heel bewust de lagen die ik zelf aangeboord heb en dat is niet gemakkelijk. Het is als met religie; daar heb je ook verschillende niveaus waarvan je je door arbeid bewust wordt. Dan begrijp je de wereld, die is heel gecompliceerd, onmetelijk en diepzinnig. Mijn schilderijen moeten een getuigenis voor de toekomst afleggen. Een goede kunstenaar is een medium voor de toekomst". "Wat een kunstenaar bedenken kan, daar durft een wetenschapper niet
van te dromen". Je moet mijn schilderijen niet in een vakje stoppen.
Ze zijn meer dimensionaal, zoals de natuur. "Ik construeer heel hartstochtelijk. Mijn werken zijn enkel constructies, want het gaat me niet om onduidelijke gevoelens". "Er kunnen rustig meerdere ideeën in een schilderij zitten. Waarom niet? Drie soorten van handeling bijvoorbeeld, maar ook verschillende stijlen. Dat is voor een goede kunstenaar toch heel normaal:' "Wie deze zaken ziet, wie hiermee geconfronteerd wordt, gaat met een kortsluiting in het hoofd naar huis. |
Uit: Milan Kunc, Uitspraken in: Jan van Adrichem en Martijn Nieuwenhuyzen, De nieuwe ikonen van Milan Kunc Katalogus Milan Kunc, Düsseldorf/Groningen 1984 | |
7) Milan Kunc, Spook |
|
|
Een hart met een koelbloedig hoofd. In 1977 schreef Milan Kunc zijn 'Manifesto der Kontrolierten
Torheit'. Daarin sprak hij zijn sympathie uit voor de 'dada-surreële
werken van de onvergetelijke AVANT-GARDE- van de eerste helft van de twintigste
eeuw'. Nogal cryptisch heet het, dat hijzelf de weg gegaan is van het
hart met een koelbloedig hoofd- de hoogst inspannende weg van de gecontroleerde
WAANZIN', een uitspraak die doet denken aan die van Dali: 'Ik ben een
levend, gecontroleerd delirium'. Zo lijkt Dali, als enige van de surrealisten,
voor Kunc ook methodisch van belang. Een handreiking Kuncs gebruik van beeldtekens is nauw verwant aan, maar
toch verschillend van, de fotomontage. In tegenstelling tot Kuncs schilderkunst
komt in de meeste fotomontages een helder geformuleerde bedoeling tot
uiting. Zo streefde de Berlijnse dadaist en fotomontagemaker John Heartfield
er met nadruk naar een nieuw beeld, dat niets te raden overliet, te creëren
met uit haar context gelicht fotomateriaal. De toegevoegde teksten waren
daarbij een handreiking voor verdere decodering van het nieuwe beeld,
dat politieke propaganda uitdroeg. Het gegeven dat een foto op mechanische
wijze aan de werkelijkheid ontleend is, maakt haar voor propaganda-doeleinden
aantrekkelijk, omdat ze door het publiek voor 'waar gehouden wordt. In
Heartfield's fotomontages ervaart elke kijker echter het kunstmatige,
omdat die enerzijds de manipulatiemogelijkheden van de fotografie onthullen,
terwijl anderzijds politieke 'waarheden' aan het licht komen. |
Uit: Jan van Adrichem. Gecontroleerde waanzin De ambivalente schilderijen van Milan Kunc in: Museumjournaal 1985/1 | |
8) Milan Kunc, Allegorisch schepsel, 1984 |
|
|
Beelden die vanuit gewenning en traditie vertrouwd zijn leveren geen problemen op. Maar dat wordt anders als een ongewoon vormgebruik of veranderingen in de voorstellingsconventies optreden.Dan wordt het beeld meerduidig en ambivalent. Van dat principe maakt Kunc gebruik. De protestborden die hij in 1979 bij een geënsceneerde demonstratie in Wuppertal liet ronddragen, zijn daarvan een goed voorbeeld. Kunc combineerde christelijke en communistische symbolen met beeldmerken van Amerikaansde ondernemingen als Coca Cola en MacDonalds. Zijn 'actie' wekte bij het publiek vooral bevreemding omdat de doelstelling ervan niet goed te achterhalen viel. De 'demonstratie' uit 1979 lijkt voor Kunc vooral aanleiding te zijn geweest om de mogelijkheden van de op de montage gebaseerde principes te beproeven. In zijn manifest 'Kommunisten Aller Lánder Vereinigt Euch' schrijft hij: 'Het is mijn taak antagonismen te verbeelden'. De maatschappelijke absurditeiten, de 'antagonismen' die Kunc meende waar te nemen, wilde hij door de tegenstellingen van de samengevoegde symbolen en beeldmerken in zijn werk verbeelden. In dit specifieke geval moest het publiek bewust worden gemaakt van de consumptiedwang, die zich van Oost en West zou hebben meester gemaakt. Kunc: 'Hoe zijn de proletaren aller landen ooit tot communisten aller landen geworden'? Wat is naar de mening van de schilder zelf een belangrijke
drijfveer achter zijn werk? Kunc heeft wel opgemerkt de alledaagse werkelijkheid
in zijn schilderijen te willen vangen; met zijn constructies van beeldtekens
zegt Kunc zijn inzichten te willen metaforiseren, maar niet op ondubbelzinnige
wijze. Kunc: 'De werkelijkheid is ongelooflijk diepzinnig en je kunt
haar niet doorzien'. Kunc weet dat elke kijker naar een betekenis zoekt
in de voorstelling: "Het oog moet geboeid worden door een story'.
Maar de toeschouwer wordt door Kunc betrokken in een spel met het thema:
'de gelaagdheid van de werkelijkheid'. 'Mijn schilderijen zijn meerdimensionaal,
zoals de natuur.(...) Mijn werk moet de mensen nieuwe hoogten in het
bewustzijn verschaffen. De fantasie, de droom, dat is het krachtigste
en kostbaarste in het leven'. |
||
9) Milan Kunc, Keramiek-schoenen, 1976 |
|
|
Zijn traditioneel geschilderde olieverven zijn dan ook
veelal strijdig met de logica. Hij hanteert daarbij niet de harde en
koele vormentaal waarin de door hem bewonderde Dali zijn surrealistische
aberraties goot. Kunc tempert namelijk al te dolle taferelen met een
sfeer van romantische treurigheid of door een glimlachverwekkende ironie.
Echt 'modern' vindt Kunc een werk pas als de verbinding tussen vorm en inhoud iets nieuws oplevert. "Anders wordt kunst modieus en decadent, zoals het post-modernisme dat veelal klakkeloos oude vormen citeert, maar geen nieuwe inhoud aandraagt." |
Uit: Jhim Lamoree,
Milan Kunc's mensenschilderijen in: Haagse Post, 27 september 1986, nr.
39 |
|
Uit: Kunstschrift 1985/2 |
Henk Visch Teken je naar de werkelijkheid of uit je hoofd? 'Voor de totstandkoming van het beeld is een ideeënwereld noodzakelijk. Maar het is niet vanzelfsprekend dat je in de uiteindelijke vorm die ideeën kunt terugvinden. De vorm het kunstwerk wordt een onderdeel van de zichtbare werkelijkheid, waarvan ook mensen deel uitmaken. Als ik naar iets kijk heb ik wel eens het gevoel 'wie kijkt er nu eigenlijk?'. Ben ik het die kijkt of wordt ik bekeken door wat ik zie? Kijken is een dialoog, een vorm van sociaal contact. De opmerking van de Amerikaanse fotografe Diane Arbus. 'Er is een afstand tussen bedoeling en effect, tussen wat de wereld van je weet en wat je wilde dat de wereld van je zou weten' geldt evenzeer voor dingen als voor mensen. Je moet steeds tot een vergelijk komen. Ik snap het verschil niet tussen uit je hoofd tekenen, naar je fantasie, en naar model. Alles is in feite 'natekenen'. Wat zit er wél en wat niet in je hoofd? Een strikte grens is niet te trekken. Er bestaat een groot tussengebied, een niemandsland. Daar wandelen alle modellen rond die we uit ons hoofd tekenen, in dat tussengebied speelt het denken zich af.' Beslist dat denken dan welke modellen wel en welke niet op papier komen? 'In kunst is besluitvorming zelden een puur intellektueel proces. Een kunstenaar zei eens toen hem werd gevraagd waarom hij deze veeg juist op die plek in zijn schilderij had gezet: 'Dat hoort zo'. Zo hoort het ook. Eigenlijk had hij moeten zeggen: 'Dat ziet zo', of 'dat oogt zo'. Het oog met alles wat er aan vast zit, neemt de beslissing. Het oog is een deel van de hersenen, een zichtbaar deel zelfs.' Op basis waarvan beslist het oog? 'Het oog heeft al veel gezien. Die informatie is opgeslagen en op een bepaalde manier geordend door je persoonlijkheidsstruktuur. Vervolgens gaan we een vergelijking aan tussen wat we op een zeker moment zien en die opslag aan visueel materiaal. Het besluit om iets zo en niet op een andere manier te doen, is de uitkomst van die vergelijking. Je kunt niet kijken zonder te denken. Maar er is een verschil tussen wat je ziet en het idee van wat je ziet; tussen het beeld en het denkbeeld. Dan gaat het om een benoeming die zich voegt tussen het begrip dat we hebben en onze zintuiglijke waarneming. Er ontstaat een verstandhouding met de dingen om ons heen. We noemen iets een boom, maar vragen ons nauwelijks af: 'Wat bedoel je, boom?'. We weten hoe hij groeit en waarom en kennen zijn kenmerken. Er moet een periode zijn geweest waarin de mens nog niet bewust keek; de omgeving werd onbewust ervaren. Men dacht magisch. Tegenwoordig doen we dat ook nog wel, wanneer het gaat over sensaties waarvan de benoeming nooit volledig de kern raakt: 'schoonheid' bijvoorbeeld.' |
|
![]() |
10) Henk Visch, 2 Herten, 1982 |
|
|
Kan beeldende kunst dit soort sensaties beter oproepen dan taal? 'Kunst maakt zichtbaar en is altijd aanschouwelijk. Dat is heel konkreet. Taal funktioneert doorgaans als denkgereedschap, een techniek die gehoorzaamt aan algemene regels. Hij is abstrakt. Men lééft de taal ook niet meer. Toch zijn algemene regels uiteindelijk vaak ontoereikend. Een voorbeeld: de berekening van de diagonaal van een vierkant van één bij één, levert een onmeetbaar getal op, namelijk ~2, een oneindige reeks cijfers achter de komma. Wanneer je nu een diagonaal tekent, is hij exact zichtbaar.' Zijn daarom jouw titels vaak in een buitenlandse taal gesteld? 'Vreemde talen stimuleren me om gedachten te vinden op een nog ongekende manier, want je begrijpt de woorden nog niet. De klank van de woorden spreekt vaak meer tot de verbeelding dan hun inhoudelijke betekenis. Van een vreemde taal beheers je de techniek nog niet volledig.' Is dat hetzelfde met je beelden? 'Meestal heb ik wel voorstellingen van iets in mijn hoofd, maar die zijn niet af. Je kunt ze nog niet benoemen. Ze krijgen pas vorm tijdens het maken. Zo doe je niets anders dan dingen naar je toe halen. De afstand tussen de werkelijkheid en het idee van een werkelijkheid wordt steeds kleiner. In de toekomst zal die afstand, denk ik, helemaal opgeheven zijn. Dan hoeft er geen kunst meer gemaakt te worden.' |
|
|
11) Henk Visch, Pag. uit 'Nu stil', 1984 |
|
Uit: Ella Reitsma, Henk Visch in: Vrij Nederland 21 juli 1984 |
Henk Visch (33) schrijft, tekent en maakt beelden. Hij volgde de opleiding grafiek aan de Koninklijke Akademie voor Kunst en Vormgeving in Den Bosch. Zijn eerste beelden waren houten konstrukties een brug, een tienzijdige rondgang die beschilderd werden met tekens en teksten. Nu maakt hij figuratieve beelden, mensfiguren, die onder andere door hun bewerking met houtspaanders, takken en verf sterk associatief werken. Dit jaar verschenen van hem twee boekjes met tekst en tekeningen: Het gebaar waarmee men dieren voedt' (uitgave van museum Fodor) en Nu stil' (uitgave van Art Book). Het atelier van Henk Visch bevindt zich in een grote,
hoge ruimte in een leegstaande fabriek in Eindhoven. 'Het is hier driehonderdzestig
vierkante meter', zegt Visch, tegelijkertijd kontroleert hij deze uitspraak
lopend over het gereedschap, de houtspaanders en de balken op de vloer.
Zittend aan een tafel vol reprodukties, boeken, foto's en schetsboekjes
praat hij terwijl hij zijn rug verwarmt hij een gaskachel. Ik zit met
mijn jas aan op een bed. Waarheid is een psychische behoefte. |
|
|
12) Henk Visch, Zonder Titel, 1982 |
|
We eten uit een pak krakelingen met suiker en drinken koffie
waar ik duizelig van word. 'Waar, waar? Laat zien.' We lopen naar zijn werkbank. 'O,
ik wilde weten hoe de vorm van een oksel er uitziet,' zegt hij. 'Die heb
ik gebruikt voor dat roze beeld, dat nu in het bezit is van het Stedelijk.
Dat moest ik weten. Zo'n Christus is al zo vaak gemaakt. Dat hoef ik niet
opnieuw uit te vinden.' Hij gooit het beeld in een bak onder de tafel.
'Het zijn allemaal verworvenheden, die je kunt gebruiken. Ik wil dat de
kunsttraditie doorgaat. Geen stilstand. Je moet de kunst verbeteren. Kunst
als bevestiging hoeft niet. Dat betekent macht en met macht is niets mogelijk.'
'Staan is ook bestaan,' zegt Visch. 'Staan drukt zo veel
uit. Kijk eens wat mijn voeten doen?' Hij wijst op het beeld íncorporated'
achter een kamerscherm en doet mij de beweging voor van iemand die zijn
jas uittrekt. 'Dat beeld stelt eigenlijk een nageboorte voor. Van pasgeboren
baby's heb ik negenhonderd foto's gemaakt. Dat tasten om zich heen en
dat grijpen naar het eigen gezicht is een elementaire lichaamstaal.' Hij
spreidt 'zijn armen uit, gaat op één been staan en buigt
ver naar voren. évenwichtsoefeningen doe ik vaak. Je voelt je lichaam
niet meer. |
||
Rebecca Horn
Even dubbelzinnig doet de eenhoorn van 1971 zich voor. In haar aantekeningen over het werkplan heeft Rebecca Horn de 'echo-shock van de eigen verbeelding' beschreven: de manier van rechtop lopen van een jong meisje, van wie de typische dansershouding de beweging van de benen bij het voortschrijden in harmonie brengt met de kaarsrechte en daarbij toch ontspannen rust van het bovenlichaam. Wie zich zo kan voortbewegen moet ook met een grote hoorn op het hoofd kunnen balanceren, die onder de kin en om de nek is vastgebonden. Rebecca Horn heeft deze hoorn vervaardigd en de draagster ervan met een super-acht kamera gevolgd tijdens haar vederlichte gang door een bos en door een tarweveld, waarbij slechts haar kaarsrechte bovenlichaam en de reusachtige hoorn zichtbaar bleven. Het fabeldier, waaraan de performance haar naam ontleent, gold in de middeleeuwen als het symbool van kuisheid en kracht, slechts een maagd kon het temmen - zo heeft de christelijke mythologie het ondubbelzinnig fallisch teken gekerstend, door het dier in de Marialegenden in te passen. Rebecca Horn echter keert de mythe om: dat wat zij volgt is geen mannelijk wezen, maar een vrouwelijk. Een verhuld ietwat ongemakkelijk zelfonderzoek, waaraan een terugverwijzing naar het eigen geslacht ten grondslag ligt. Eenhoorn, Schloss Jersbeck 1971. In de zinderende hitte komt uit het zachtwuivende veld iets puntigs op je af... Ik zag haar voor het eerst op straat, ze passeerde me (ik
gaf me net over aan m'n eigen dagdromen over de eenhoorn),- met een merkwaardig
loopritme door de ene pas voor de volgende te plaatsen.... |
Uit: Roland H. Wiegenstein Spiele urn Kopf und Kragen Fragmentarische Uberlegungen zu einigen Arbeiten von Rebecca Horn. in: Design ist unsichtbar. 0sterreiches Institut fiir Visuelle Gestaltung. 1980. | |
13) Rebecca Horn, Eenhoorn,
1971 |
![]() |
|
In ieder geval kan men de mechanische lichaamswaaier van 1974 optillen en zowel op de vloer als aan de muur ontvouwen (met daarbij de bijzondere prachtige konstruktietekeningen). Ook wordt er niet meer met mythologische relaties gespeeld. Veeleer blijkt de grote waaier, waarvan de straal bepaald wordt door de schouderhoogte van de drager, een nieuwe manier van uitbreiding van het lichaam te zijn, minder bevruchtend voor de zintuigen, maar ook minder bedreigend dan de horens waren. Een ongelooflijk spel is daardoor mogelijk geworden, licht en akrobatisch, dat nochtans minder gebaseerd is op de behendigheid van de drager dan wel op het intellekt en de konstruktieve genialiteit van de uitvinder. Zoals bij bijna alle objekten van Rebecca Horn is het uitgangspunt eenvoudig: waaier en pauwestaart (waarschijnlijk eerst de staart en de waaier als afgeleide ervan) worden vergroot en op het speciale verloop van de beweging ingesteld. Daaruit vloeien figuraties voort die verwant zijn aan konkrete kunst. Cirkels en cirkelsegmenten bepalen de vorm, het geheel oogt gewichtloos, het danselement domineert (dat later in de waaier van veren nog versterkt wordt, die waaier, die zich zo prachtig en mysterieus ontvouwt in de film Der Eintänzer). En toch bevat dit schijnbaar zo ludieke objekt een komponent, dat boven het spel uitstijgt, ook boven de voldoening die dergelijke absolute vormen teweeg kunnen brengen. In horizontale stand schept de waaier afstand zeer snel gedraaid zou het als wapen kunnen dienen, als de figuur die hem draait en met hem meedraait de snelheid zou kunnen volhouden. Vertikaal geplaatst, kan hij de figuur die hem draagt, verbergen, dan wel onthullen, en steeds wisselen met de beide mogelijkheden. Zelfs hier wordt geen zekerheid vergund, de figuur in rust blijft nog ontzagwekend, uitstijgend boven de menselijke maat, op afstand van de beschouwer: poli me tangere (raak mij niet aan). Mechanische lichaamswaaier, 1974 De waaier is aan de proporties en maten van mijn lichaam
aangepast. Ik draag hem en balanceer ermee op mijn schouders. Hoofd en
schouders zijn het centrum, de as van alle cirkelbewegingen. Startpositie:
de beide waaierhelften sluiten zich boven mijn hoofd. Verplaats ik het
evenwicht van mijn lichaam, dan wordt de positie van de beide waaierhelften
veranderd en beginnen ze te draaien. Een waaierhelft draait voor mijn
lichaam langs, de andere achter mijn lichaam. Richt de waaier zich naar buiten toe, de 'chinese verloofde' van 1976 verwijst naar het inwendige. De donkere zeshoekige tempel, die doos die er met geopende deuren zo ongevaarlijk uitziet, en onderdeel zou kunnen zijn van een dekor voor een abstrakt ballet, ontplooit, wanneer men deze betreedt, krachten, die des te angstaanjagender werken, omdat de herkomst ervan verborgen blijft. De deuren, die zich geluidloos sluiten, zacht maar onverbiddelijk, zijn verschrikkelijker dan welke dichtvallende ijzeren celdeur ook zijn kan; die heeft tenminste nog een kijkgaatje en zichtbare grendels. Na de schrik volgt de kalmering; de stemmen die de opgeslotene hoort zijn niet schel irritant, gemeen, maar veeleer lieflijk, bijna muziek, ze verleiden tot een verblijf in de duisternis, laten de verschrikking verdwijnen en worden zelf weer verdrongen door nieuwe angsten, de verschrikking van het felle licht, van het opene, van het naar buiten gespuugd worden. |
||
14) Rebecca Horn, Mechanische
lichaamswaaier, 1974 |
![]() |
|
De chinese verloofde, 1976 Een kleine, zwarte zeshoekige tempel alle zes deuren staan
wagenwijd open en wachten tot je naar binnen gaat. Als je de vloer van
de binnenruimte betreedt, beginnen alle deuren zich gelijktijdig, langzaam,
mechanisch en zonder geluid te sluiten. En dan, totaal onverwachts, openen zich alle deuren en laten
je weer gaan in het verontrustende, verblindende licht. |
||
15) Rebecca Horn, Venusval
(chinese verloofde) |
![]() |
|
Er zijn andere objekten, die aan fantastische dieren doen denken. Vogelveren vormen een 'tweede huid', zoals een tot op de grond reikend kledingstuk met daar in een mechanisme om de verenpracht op te richten of op te zetten: 'veren instrument',1972, of als masker van hanenveren; 1974, waarmee men iemand tegenover zich kan strelen. De veren brengen een weloverwogen, sterk symbolisch element in de werken: 'De vogel sterft, de veren leven voort, net als haren. Veren
kunnen eeuwen overleven, zoals de fetisjen van de sjamanen in Zuid-Amerika,
Oceanië of Azië... Ook het demonstreren, het 'animeren' van de veren objekten
ondergaat een dramatisering (ook al is deze onopvallend). In de twee eerder
genoemde voorbeelden wordt de stijf-vormelijke presentatie van de op dat
moment mannelijke auteur nog bijna een offerdaad: de drager van het 'veren
instrument' geeft zichzelf aan twee vrouwen over, die, terwijl ze aan
draden trekken, zijn veren oprichten en de huid eronder ontbloten. Ook
als Rebecca Horn bij de aktie met het masker van hanenveren, dat om haar
hoofd gegespt is, een tegenover haar staande man met de veren voorzichtig
over zijn gezicht strijkt roept de voortdurende streling bij haar overbuur
langzamerhand agressie op. 'De zwarte haneveren zijn op een dunne metalen strip vastgemaakt, dat aan mijn profiel is aangepast, en om mijn hoofd vastgebonden. Ik begin en draai voorzichtig mijn gezicht naar de tegenover mij staande persoon en raak hem met het veren profiel aan. De veren vullen geheel de ruimte tussen onze gezichten en hinderen me bij het kijken. Ik kan de figuur tegenover mij pas zien, als ik mijn gezicht opzij draai en net als een vogel met een oog kijk.' |
Uit: Catalogus Rebecca Horn o.a. Centre dart contemporain. Genève, 1983 |