![]() |
BRONNENBUNDELS |
Maniëristische tuinen De Italiaanse tuin tijdens renaissance en maniërisme* is een verworvenheid van
het humanisme en tegelijk het aanschouwelijk resultaat van de bijbehorende
opvatting over de natuur. 1) antiek betekent hier uit de klassieke oudheid |
Uit: Heinz Spielmann, Garten des Manierismus Hamburg 1977 | |
Omstreeks het midden van de 15de eeuw ontstonden de eerste tuinen, die aan dit beeld beantwoordden. (...) De harmonie tussen binnen en buiten, tussen architektuur en natuur, beantwoordde aan het kunstbegrip van de hoog-renaissance. De villa's, die sinds het midden van de 16de eeuw gebouwd werden, verraden een andere verhouding tussen gebouwde architektuur en natuur. De architektonisch geordende tuin is hoofdzaak geworden. De villa zelf, voor zover die althans nog gebouwd wordt, komt op de tweede plaats en is met gevels en plattegrond op de tuin afgestemd. De bouwsom wordt voor het overgrote deel besteed aan de tuinaanleg. |
||
Villa d'Este, Tivoli Over geen enkele van de 16de-eeuwse landhuizen zijn wij zo goed ingelicht als over dat van kardinaal lppolito d'Este in Tivoli. De uit Napels afkomstige architekt Pirro Ligorio had al gewerkt in Rome aan de Belvederetuin in het Vaticaan. Niet alleen het praktische werk vormde echter de basis voor de ontwikkeling van zijn fantasierijk talent maar ook zijn studie van de klassieken. Twee monumentale bouwwerken kende hij bijzonder goed: het heiligdom van de godin Fortuna in Palestrina met zijn reusachtige terrassenaanleg en de Villa van keizer Hadrianus in Tivoli. Wat de ontwikkeling van de terrassenbouw betreft loopt er een direkte lijn van het Fortunaheiligdom in Palestrina via het Belvedere in het Vaticaan naar de Villa d'Este. |
||
De invloed van de Villa Hadriana is minder direkt aanwijsbaar.
Toch is, in de zin van algemene inspiratie voor een fantasievolle, vindingrijke
aanleg en als leerrijk voorbeeld voor de technische inrichting van waterwerken,
de Villa Hadriana van onschatbare invloed geweest. Een deel van Tivoli
is opgebouwd uit brokstukken van het oude paleis. Opgravingen die meer
aan roverij doen denken, hebben het bestand aan kunstwerken tot bijna
niets gereduceerd. Toch geldt tot op heden het enorme complex ruïnes
als één van de aantrekkelijkste getuigenissen van de Romeinse
keizertijd.(...) |
||
![]() |
Pirro Ligorio, Villa d'Este, Tivoli (gravure van Venturini 1685) |
|
Toen de kardinaal het steil aflopende terrein onder het
Franciscanerklooster verwierf, bevond dit zich nog in de natuurlijke toestand.
De enige bruikbare resten waren een paar muren van het voormalige kloostergebouw,
die hij in de villa zelf opnam. Al het overige werd naar één
uniform plan nieuw aangelegd. Alleen de waterwerken, die de tuin tot op
heden tot een 'wereldwonder' maken, eisten een bepaalde aanpak, want het
water van de Aniene, die grotendeels onderaards loopt, moest in een even
gecompliceerd als eenvoudig en betrouwbaar funktionerend systeem worden
gebracht. Ligorio bereikte dit door enige natuurlijke kenmerken van het
terrein handig te gebruiken. Het huis maakte hij tot uitzichtpunt over
de tuin en tot afsluitende achterwand. Op de helling aan de zijkant plaatste
hij hoog oprijzende fonteinen, zodanig dat de tuin ook aan deze zijde
afsluitende wanden kreeg. Met de grondmassa's die hij overhield van de
terrassenaanleg op de helling, vulde hij de insnijding door een dal aan
de onderkant van het terrein zo ver op, dat alleen de gaten voor de visvijvers
bleven bestaan.
|
||
Op deze manier waren hiervoor geen omvangrijke graafwerken nodig. Het water leidde hij met gebruikmaking van het natuurlijk verloop van het hoogste punt op de zuidoostelijke hoek via zich vertakkende hoofdleidingen over het hele terrein. De oude toegang tot tuin en villa bevond zich in het dal. Men had bij het betreden dus de hele zich naar boven uitstrekkende tuin voor zich met de facade van het slot als afsluiting. De huidige toegang vanuit het slot geeft de bezoeker een foute indruk. Hoe een 16de-eeuwse bezoeker het geheel beleefde maakt een beschrijving in een brief uit 1569 van Foglieta duidelijk. De fontein die na de verwijdering van alle antieke beelden nog het best de humanistische ideeën van bouwheer en architekt laat zien, is de Romefontein hoewel nu nog maar weinige van de oorspronkelijke onderdelen behouden zijn. Rondom het standbeeld van Roma plaatste Ligorio verkleinde bouwwerken en beelden van het oude Rome: Pantheon en tempel, stadspoort en het eiland in de Tiber, triomfzuilen en het merkteken van de stichters, de wolvin met de tweeling Romulus en Remus. |
||
|
De onbewezen anekdote, die aan de fontein verbonden is,
werpt licht op de bedoelingen van de bouwheer: kardinaal lppolito d'Este
hoopte als zoon van Alfonso I en Lucrezia Borgia op de pauselijke troon.
Daarin kwam hij bedrogen uit. Het werd hem door paus Pius V verboden een
vestingachtig paleis op het Tibereiland te bouwen.
Daarop zou Ippolito gezegd hebben dat hij in Rome de paus moest gehoorzamen maar dat hij in Tivoli als vorst kon doen wat hij wilde; als hij dus in Rome geen paleis mocht hebben, dan zou hij Romein zijn paleis brengen. In literatuur uit die tijd zijn verhalen van 'tovertuinen' te vinden die in feite de tuin van Villa d'Este beschrijven. Daaruit blijkt hoezeer de tuin beantwoordde aan denkbeelden die in die tijd leefden zoals het gevoel voor het ongewone, verbazingwekkende en wonderbare. |
|
Sacro Bosco, Bomarzo |
|
|
Het scheve huis, Sacro Bosco, Bomarzo. |
![]() |
|
Het is echter zeer twijfelachtig of Orsini wel een regelmatige aanleg wilde. Er is veel voor te zeggen dat hem het schijnbaar ongeplande, onregelmatige voor het programma van de tuin juist goed uitkwam. Over dit programma is veel gepuzzeld en gespeculeerd. Een niet erg veel opleverend citaat uit een brief van Orsini, de opschriften van de beelden en bouwwerken in het park en dat wat van de kunstwerken behouden bleef, vormen de enige aanknopingspunten. Uit de brief blijkt de interesse van de bouwheer voor thema's, die in het parkzijn uitgebeeld zoals de strijd der Giganten. Uit de gedichten is af te leiden dat hier een moraal wordt voorgesteld die te denken geeft en meer nog verbazing wekt, die in de kunstwerken concreet wordt gemaakt en de vergankelijkheid van het aardse moet bewijzen zowel in genot als diepzinnigheid. De opschriften behandelen ethische stellingen als een intellektueel spel. Vrolijkheid en ernst, afgrijzen en bekoring, demonie en conventie worden in een esthetische dialoog op elkaar betrokken. |
|
|
|
In het licht van dit intellektueel geprogrammeerde concept
is het nauwelijks aannemelijk dat een bezoeker architektuur en beelden
in een willekeurige volgorde kon leren kennen. Het ligt meer voor de hand
te veronderstellen dat er net als bij andere tuinen uit die tijd een ideale
route was gepland en voorzien.(...)
Neemt men aan dat in Bomarzo de bezoeker van het laagste naar het hoogste punt gevoerd werd (net als in Tivoli), dan kreeg hij eerst afschuwwekkende monsters te zien. Zijn verwarring beantwoordde aan het beoogde programma om hoger en hoger geleid te worden tot hij aan het eind van zijn tocht omhoog zich voor de vrijstaande tempel bevond -met het onheil achter zich. Een dergelijke route zou het programma verbinden aan een traditie, die zich tot aan Mozart's Zauberflöte zou voortzetten: de bezoeker zou tenslotte na de doorstane beproevingen in de tempel worden opgenomen.(...) |
|
Gapende muilen in de aarde begeleiden de bezoeker op zijn
rondgang, zij vormen bijna een hoofdmotief ofwel een teken voor dreigingen
van het aardse zoals andere beelden eenteken voor de verlokkingen van
het aardse zijn.(...)
Een huis is aan geen enkele zijde loodrecht, de wanden zijn scheef; wie het betreedtweet niet of hij nog vaste grond onder de voeten heeft.(...) Op een volgend punt springt de draak, die met leeuwen vecht, uit het struikgewas; het voorbeeld hiervoor moet in de oosterse wereld worden gezocht. Ernaast omklemt een levensgrote strijdolifant een ridder met zijn slurf. De achtergrond wordt gevormd door een van de grootste muilen van Bomarzo. In het inwendige staat een tafel met banken van steen.(...) Onder de bomen vandaan, die het laatste terras schaduw geven, betreedt de bezoeker een open plek; iets hoger staat de tempel, een miniatuur-uitgave van het Pantheon met koepel en voorhal, voor hem.(...) Het monsterpark van Bomarzo is een exemplarisch voorbeeld van de neiging van het maniërisme tot het verbazingwekkende, tot de combinatie van mooi en gruwelijk, tot misleiding en een berekend onbehaaglijk plezier en het wordt in deze vorm op geen enkele andere plaats overtroffen. |