![]() |
BRONNENBUNDELS |
Wintertuinen De privé 'wintertuin' werd in de negentiende eeuw een populair onderdeel van de woning van welgestelden. In onderstaande literatuur fragmenten wordt een beeld opgeroepen van het gebruik en de betekenis van die wintertuinen. Er werden kassen geconstrueerd die grote stukken grond overspanden waardoor
in een kunstmatig klimaat een exotische omgeving gecreëerd kon worden
zoals enkelen die gezien hadden in de koloniën in de tropen en waarvan
velen droomden om deze ooit te zien. |
Uit: John Hix, The Glass House, London 1974 | |
8) Joseph Paxton, The Great Conservatory, Chatsworth, 1836 |
|
|
|
9) Paxton, constructietekeningen van The Great Conservatory | |
Uit: Charlotte M. Jonge, The Daisy Chain |
Repton had geadviseerd in Sezincote, Gloustershire, bij het indisch maken
van de tuinen en de nieuwe villa, die ontworpen was door Samuel Pepys
Cockerell voor zijn zwager Sir Charles Cockerell, iemand die in India
rijk geworden was en zich nu terug getrokken had. Het huis was in 1806
voltooid en de hiermee verbonden oosterse kas was een van de belangrijke
voorbeelden van de Indische stijl. |
|
'ik liet de wintertuin aanleggen, zeker. Henrietta kon
niet zonder wintertuin', antwoordde Mr Temple. Ik hecht de meeste waarde aan de morele uitwerking die het bezoek aan een kas van nature heeft. Er moet in elke familie vertier zijn. Kinderen kijken naar hun ouders en volgen hen in bijna alles na. Hoe veel beter is voor dochters en zelfs voor zoons om gedurende de lange en sombere winter bij hun moeder in een kas te zijn dan met haar te zitten kaarten of te zitten grienen over een stomme roman of wat voor vermaak je ook maar kunt verzinnen! Dit soort tuinen zou net als in het Oosten het toevluchtsoord
zijn van de familie bij mooi weer en in slecht weer zou een warme kas
op het dak plezieriger zijn dan een donkere salon. Je kunt nauwelijks
iets mooiers verzinnen dan de enorme toename van Londense daken, die
met heesters en bloemen overdekt zijn. En het zou heel praktisch zijn
de kassen zo te bouwen dat zij naar genoegen geopend of gesloten zouden
kunnen worden. |
Uit: Benjamin Disraeli, Henrietta Temple
Uit: William Cobbett The Englísh Gardener, 1829 Uit: W. Bridges Adams, (Voorstel voor daktuinen in Londen) |
|
10) Turner en Burton, Interieur Palmhouse, Kew Gardens, 1844-1848 |
![]() |
|
Iets van dien aard is onlangs in Parijs van de grond gekomen als privé-project en is een van de meest populaire toevluchtsoorden in die stad geworden. Openbare maaltijden, bals en concerten worden steeds gehouden in de Jardin d'Hiver aan de Champs-Elysées en als het buiten vriest en sneeuw de grond bedekt, bevinden bezoekers zich daar in een ander, vriendelijker klimaat, omringd door tropische bomen, bloeiende heesters en planten, met om de zoveel meter beelden en fonteinen. De inrichting Krasnapolsky - bij 'Kras' gelijk de spraakmakende
gemeente zegt - is een van de grootste van dien aard, niet alleen van
Amsterdam maar van de europeesche hoofdsteden. (...) 19 januari 1847 De natuurlijke historie-verzamelingen van de Jardin des Plantes is open voor het publiek op dinsdag en vrijdag. Olifanten, neushoorns, nijlpaarden, uitheemse dieren. Rubens heeft ze wondermooi weergegeven. Bij het betreden van deze verzameling bekroop mij een geluksgevoel. Naarmate ik verder kwam, nam dat gevoel toe; het scheen mij dat mijn bestaan uitsteeg boven de gemeenplaatsen, de bekrompen gedachten, de kleine angsten van het moment. Wat een verbazende variëteit aan dieren en wat een variëteit in soorten, vormen en bestemmingen. Elk moment gaat iets, wat ons misvorming toeschijnt gepaard met iets wat ons gracieus voorkomt. Hier zijn de kudden van Neptunus, de zeehonden, walrussen, de walvissen, de onmetelijkheid hoeveelheid vissen met hun ongevoelige ogen en hun stompzinnig open bekken, de schaaldieren, de krabben, de schildpadden en dan de afzichtelijke slangenfamilie. Het enorme lijf van de boa, met zijn kleine hoofd, zijn kronkelingen elegant rond een boomstam gewonden; de afzichtelijke draak, de hagedissen, de krokodillen en alligators, de monsterlijke gavialen met hun plosteling spits toelopende kaken, die eindigen bij de neus met een merkwaardige uitstulping. |
Uit: W Bridges Adam, Crystal Palace in: Westminster and Quarterly
Review, april 1850 Uit: Amsterdam, Gids met Platen. Amsterdam 1882
Uit: Eugène Delacroix, Journal
|
|
10) Krasnapolsky, Wintertuin, Amsterdam |
![]() |