![]() |
BRONNENBUNDELS |
De 'ontdekking' van Japan Leighton houdt een lezing over de geweldige indruk die de kunst uit
het Verre Oosten heeft gemaakt tijdens de Internationale tentoonstelling
van 1862 in Londen. Hij vergelijkt de enorme bloei van deze kunst met
de prachtige planten, die de tropische bodem voortbrengt. Hij wil aantonen
dat de vormgeving van deze Aziatische volken de wetten van de natuur volgt
en 'regels van de kunst' kent. Maar om te beginnen met de kunst van deze bijzondere mensen, die, hoewel zij hun veiligheid zoeken in afzondering, geenszins blind lijken te zijn voor invloed van buitenaf en uit elke bron kennis willen opdoen: hoe feodaal en afgesloten zij ook zijn, toch komen de Japanners in hun denkwijze veel vrijer op ons over dan hun buren de Chinezen, daar zij, hoewel gebonden door een sterke traditie, altijd bereid zijn te leren zoals veel van hun kunst en nijverheid duidelijk laat zien. Europese invloed zien wij in hun geweren en schepen; van Europa hebben zij lineair perspectief geleerd zoals zij vele andere wetenschappen zullen leren. Ik begin met architectuur omdat het bouwen de primaire taak van de mens is - constructie kwam vóór versiering - hoewel het ene moeilijk zonder het andere kan bestaan; de man die een vurenhouten kistje construeert brengt een mooi ornament tot stand als hij tegelijkertijd een zwaluwstaartverbinding maakt, dubbel zo mooi omdat het uit de constructie voortkomt; zo gaan constructie en versiering samen. De Japanse architect heeft te kampen met vele moeilijkheden; de architecten bouwen zoals hun vaderen bouwden - niet alleen uit conservatisme zoals de Chinezen, maar omdat zij de elementen tegen zich hebben. Mensen kunnen iets opbouwen maar de elementen in Japan kunnen het met de grond gelijk maken, want aardbevingen komen er vaak voor en maken een houten constructie noodzakelijk - gebouwen die zo gewoon zijn dat ze nauwelijks uitkomen boven een zeer simpel Zwitsers chálet: de gevelversieringen en de pannen van de nok zijn nog de belangrijkste bijzonderheden van gebouwen die zelden meer dan twee lagen hebben, met galerijen en veranda's - deuren en afscheidingen bestaan uit schuivende elementen en het hele gebouw rust op een stenen vloerplaat op houten poten en staat erbij als een soort ledikant op vier poten, want deze vorm kan het beste de aardschokken weerstaan. De tempels en poorten zijn van hout met zware tent-vormige daken, zoals de woningen van de Tartaren en Chinezen maar met veel zuiver Indiase details. |
Uit: John Leighton: On Japanese Art. A Discourne delivered at Royal lnstitution of Great Britain in Londen op 1 mei 1863 | |
Van mijn schetsen is A ontleend aan een graftombe, waarvan er honderden
op hun begraafplaatsen te vinden zijn en men ziet een toepassing van de
heilige boon en lotus, die zeer veel voorkomen in zowel het oude Egypte
als in India. Fig. 1 en 3 zijn zuiver klassiek, hoewel ze beide in China
en Japan gebruikelijk zijn. Fig. 2 komt ook veel voor krullen verenigd
in een knop - maar dit ziet er meer Assyrisch uit. In hun bouw- en beeldhouwkunst
met een religieus doel streven de Japanners naar waardigheid met behulp
van de symmetrie: een majestueus effect dat niet op andere wijze is te
bereiken, een strengheid die in de werken van de oude Egyptenaren zeer
ver doorgevoerd was, hoewel ook de Grieken en Romeinen zich goed bewust
waren van de kracht van de symmetrie. Wij hebben gehoord dat er in Japan geen kunstakademies zijn en dat de
kunstenaars geen hogere status hebben dan de handige ambachtsman en dat
is wellicht veelbelovend voor de toekomst - degene die de Natuur bestudeert,
loopt minder gevaar gefêteerd of verwend te worden of onder zijn
beroemdheid te lijden. |
||
|
fig.1
|
|
fig.2
|
|
|
![]() |
fig.3
|
|
11) Dus niet zó |
![]() |
|
![]() |
12) maar zó |
|
|
De landschappen zijn uiterst vreemd; het lijkt alsof atmosferisch perspectief
buiten hun vermogen ligt, behalve in een of twee gevallen, waar men
witte nevel heeft willen weergeven en ook bij regen, mist en sneeuw.
Bij het weergeven van wolken lijkt de Japanse kunstenaar in grote verlegenheid
te zijn - de gekleurde linten, die zij over de lucht uitstrekken, lijken
meer op banderollen voor inscripties dan op zwevende dampen. (...) (1) De Chinezen ontwikkelden de drukkunst met houten blokken in de zesde eeuw en de veelkleurendruk in lijn in de zestiende eeuw. Laat in de zeventiende eeuw vervolmaakten de Japanners de kleurendruk met houten blokken onder invloed van Chinese kleurenprenten. |
|
Ook in Frankrijk maakten de Japanse produkten op de Parijse wereldtentoonstelling van 1867 diepe indruk. De lezing voor de Centrale Unie van de Toegepaste Kunsten in de Industrie, waaruit hieronder een fragment volgt, is een aansporing voor alle producenten om lering uit het Japanse voorbeeld te trekken. Wel, Mijne Heren, blader in deze albums, bekijk deze kamerschermen,
bezie deze bescheiden vellen, bestudeer al de produkten van de Japanse
nijverheid, meubels, ivoren, porseleinen voorwerpen, lakwerk, bronzen
en u zult spoedig tot de ontdekking komen dat de voornaamste kenmerken
van de Japanse decoratieve kunst zijn: 1. De afwezigheid van symmetrie,
2. De stijl, 3. De kleur. Laten we dan meer in het bijzonder conclusies
trekken uit de Japanse kunst. Laten wij ons te binnen brengen dat haar
wezenlijke kenmerken de a-symmetrie, de stijl, de kleur en verder de
vindingrijkheid, de verbeeldingskracht zijn die de knap gekende en duchtig
bestudeerde natuur transformeren en haar voegen naar de expressieve
behoeften van de kunst; Ze hebben de liefde voor de kunst onvoorstelbaar ver opgevoerd.
Niet alleen wat betreft het zien hebben ze de zeldzaamste genoegens
bereid, de kostelijkste geneugten door alle rijkdommen, alle begoocheling,
alle betovering van de kleur ten toon te spreiden maar ze zijn nog verder
gegaan en hebben wat ik zou willen noemen de esthetiek van de tastzin
ontdekt. De vormen van de door hen vervaardigde objecten worden met
verfijning berekend om alle verfijningen van de tastzin op te wekken
en te strelen. Hun kleine meubels, hun kistjes, hun juwelen, van altijd
vernuftige en immer gevarieerde vormgeving; hun bekoorlijke amuletten,
hun knopen, zo gezocht om hun motief en uiterlijk; al die kleinigheden
zetten aan tot en roepen bij wijze van spreken om gestreeld te worden.
|
Uit: Ernest Chesneau, L'art japonais. Lezing gehouden voor de CENTRALE UNIE VAN DE TOEGEPASTE KUNSTEN IN DE INDUSTRIE op vrijdag 19 februari 1869 |
|
13) Detail textiel, gereproduceerd in 'Le Japon Artistique', juni
1988
|
![]() |
|
Men ervaart dan ook steeds bij een kunstwerk dat uit Yedo
komt een werkelijk esthetisch genot en proeft volop de bevrediging die
een perfect werkstuk geeft. |
|
|
Uit: E. en J. de Goncourt, Dagboek. Amsterdam 1985 |
Edmond en Jules de Goncourt waren Franse schrijvers, die ook een tijdlang zelf de schilderkunst beoefenden. Edmond leefde het langste. Hij schreef verscheidene studies over Japanse kunst, waaraan hij als een van de eersten in Frankrijk grotere bekendheid gaf. In hun dagboeken noteerden de broers hun niet altijd even vriendelijke indrukken van het kunstenaarsmillieu, waarin zij verkeerden. woensdag 31 maart 1875 Wat heb ik de afgelopen dagen een tijd doorgebracht in de winkel aan de rue de Rivoli, waar de welgevulde mevrouw Desoye troont temidden van haar kostbaarheden die aan een Japanse afgod lijken toe te behoren. Een bijna historische figuur van onze tijd, deze vrouw, wier winkel de plaats is geweest, de school om zo te zeggen, waar zich de grote Japanse beweging heeft gevormd die zich op het ogenblik uitstrekt van schilderkunst tot mode. Aanvankelijk waren het een paar zonderlingen, zoals mijn broer en ik, daarna Baudelaire, daarna Villot, daarna Burty, welke laatste op de verkoopster even verliefd was als op haar spullen; daarna, in ons kielzog, de groep onafhankelijke schilders; ten slotte de mensen uit de toonaangevende kringen met hun pretentie van 'kunstzinnige naturen'. zaterdag 18 februari 1877 zondag 20 december 1885 woensdag 17 februari 1892 |
|
Siegfried Bing was in Parijs een bekende handelaar in Japanse kunst. Hij bracht zelf een aantal jaren in Japan door. Hij richtte het blad 'Le Japon artistique' op, waarvan 36 nummers uitkwamen, om de Japanse kunst en zijn denkbeelden daarover onder de aandacht te brengen. Eén van zijn bekendste klanten was Vincent van Gogh. |
||
14) Omslag van 'Le Japon Artistique', april 1889 |
![]() |
|
Onze grote nationale musea, waar de wonderen van alle stijlen,
alle tijdperken en alle landen, met uitzondering van een enkele, opeengestapeld
zijn, hebben met minachting geweigerd hun deuren te openen voor de nieuwkomer.
In de etalages van de bazars vindt het Japanse voorwerp in zijn minst
verheven vorm een toevluchtsoord. Dáár probeert het temidden
van een schilderachtige wirwar de weinig ervaren blik van de voorbijganger
te trekken. En deze, aangetrokken door de ontegenzeggelijke bekoring,
die ondanks alles uitgaat van die duizenden snuisterijen uit het buitenland,
vergeet zich af te vragen of dat wat hij ziet iets anders voorstelt dan
de vage afschaduwing van een kunst die vroeger krachtig en gezond was...
En als één van onze kunstenaars zich aangetrokken voelt
door die bevallige schetsen, die met aangeboren virtuositeit zijn neergezet
door de een of andere hedendaagse Japanse tekenaar, wat zou hij dan wel
niet zeggen als hij de bewonderenswaardige albums onder ogen kreeg, waarin
de beroemde meesters uit vroegere tijdperken wedijverden in genialiteit
met de houtsnijders die hun werken moesten interpreteren en vermenigvuldigen?
(... ) Is het verwonderlijk dat onze kunstenaars en industriëlen
zich met hartstocht gestort hebben op de nieuwe goudmijn? Ongelukkigerwijze
hebben zij zich zó overhaast, dat het fataal had kunnen worden
voor de zaak, die het heette te dienen. Omdat men te weinig van de nieuwe
kunst afwist, gebruikte men er alle losslingerende brokjes van, goed of
slecht, naar gelang het toeval die ons in handen speelde en, wat ernstiger
is, men paste ze toe zonder maat en onderscheidingsvermogen. Thans heeft
de tijd deze ondoordachte vervoering gekalmeerd en het ogenblik lijkt
aangebroken om de grondslagen te herzien met de rijpheid van de verworven
ervaring. |
Uit: Siegfried Bing, Programme. in: Le Japon artistique n ° 1, mei 1888 |
|
Men zal zich in het bijzonder moeten richten op onderwerpen
die zich zonder moeite laten aanpassen aan de eisen en gewoonten van onze
westerse cultuur, onder vermijding van alles wat alleen maar blindelings
na-apen of vernederende kopieën zou opleveren. Men zou er echter niet tevreden mee moeten zijn om aan deze
voorbeelden slechts motieven te ontlenen, zoals de Japanse kunstenaar
ze bedacht heeft. Men moet er meer in het algemeen lering uit trekken;
het bekijken ervan kan een aanwijzing zijn voor een kritische geest tot
uiterst serieuze overwegingen over de fundamentele principes van het Japanse
ornament, vergeleken met de tradities van onze school. |
||
![]() |
15) Georges de Feure, Ontwerp voor een kleed, 1900 |