BRONNENBUNDELS
 


Vincent van Gogh (1853-1890)

schreef honderden brieven aan zijn broer Theo. Daarin vertelt hij hoe hij door het bestuderen van de Japanse prentkunst en het lezen van boeken over Japan als het ware door de ogen van de Japanse kunstenaars ging zien.

Madame Chrysanthème
is een roman van Pierre Loti (1850-1923J, pseudoniem van een Frans schrijver, die als zeeman de verre landen bezocht die hem de exotische achtergronden leverden voor vele van zijn boeken. Dit boek speelt in Japan en maakte onder andere op Van Gogh een diepe indruk.

Over Japan

Heel deze overdadige en frisse natuur droeg het stempel van het vreemd Japanse; dat stak in de ietwat bizarre bergspitsen en, als je het zo kunt zeggen, in de onwaarschijnlijkheid van bepaalde, te mooie dingen. Bomen waren geschikt tot boeketten, met dezelfde preciese gratie als op lakschalen. Grote rotsen rezen recht omhoog, in overdreven standen, naast ronde heuvels met zachte vormen, bedekt met malse weiden: niet bij elkaar passende landschapselementen bevonden zich in elkaars nabijheid, zoals bij kunstmatig aangelegde plekken het geval is.
(...)
Op dit ogenblik heb ik een zeer bekoorlijke indruk van Japan; ik heb het gevoel dat ik midden in dit kleine wereldje gestapt ben, het kunstmatige wereldje van mijn verbeelding, dat ik al kende van lak- en porseleinbeschilderingen. Dat is zo prachtig! Die drie kleine zittende vrouwen, gracieus, bevallig, met hun spleetogen, hun mooie opgestoken haar met grote linten, dat glad is alsof het gelakt is; - en dat kleine serviesgoed op de grond; - en dat vanaf de veranda half zichtbare landschap, deze pagode hoog genesteld op de wolken; - en deze verfijndheid die overal is te vinden, zelfs in de (gewone) dingen.

(...)
Alleen voor degene die enig begrip heeft van japonisme onthult het binnenhuis van mijn (Japanse vert.) schoonmoeder een geraffineerde persoonlijkheid: volslagen kaalheid; ternauwernood twee of drie kleine kamerschermen hier en daar neergezet - een theepot - een vaas, waar lotus in het water staat; meer niet. Houtwerk zonder verf of lak, maar opengewerkt met een grillige bevalligheid, heel fijn timmerwerk, waarvan men de blankheid van het vurenhout heeft behouden door het veelvuldig met zeep schoon te maken. De houten pilaren die het gebouw ondersteunen hebben een verscheidenheid die getuigt van de meest vergeestelijkte fantasie: enkele hebben geometrische vormen van een volmaakte precisie; andere zijn kunstig gedraaid zoals oude stammen van bomen waar lianen zich omheen slingeren. Overal zijn er kleine hoekjes, kleine nissen, kleine muurkasten, die hoogst ingenieus verborgen zijn en zeer onverwacht bij de vlekkeloze uniformiteit van de witte papieren panelen. Ik moet in mijzelf glimlachen als ik denk aan bepaalde zogenaamd 'Japanse' salons die ik gezien heb bij onze mooie Parisiennes, volgepropt met snuisterijen en behangen met grove goudborduursels op satijn, gemaakt voor de export. Ik adviseer deze mensen eens te komen kijken hoe hier de woningen van mensen met smaak eruit zien - om de blanke eenzaamheid te komen bezichtigen van het paleis van Edo.
(... )
Met veel mooie gebaren heeft mijnheer Suiker (eigenlijk heeft mijnheer Suiker een Japanse naam) met de punt van zijn fijne penseel, in Chinese inkt gedoopt, op een mooi blad rijstpapier twee bekoorlijke ooievaars getekend en heeft mij dit op een allerbeminnelijkste wijze aangeboden als een aandenken aan hem. Zij staan daar, in mijn hut aan boord, en telkens als ik naar hen kijk, meen ik mijnheer Suiker weer te zien, terwijl hij hen tekent met zo'n met elegant gemak geheven hand.(...)
Weinig Japanners hebben de gave dit onderwerp op zo'n snelle en elegante manier te vertolken: eerst de twee snavels, dan de vier poten; vervolgens de ruggen, de veren, hup, hup, hup - een dozijn toetsen van zijn handige penseel, met een alleraardigst handgebaar - dat is het en het lukt altijd!

Uit: Pierre Loti, Madame Chrysanthème. Parijs 1887
16) Tempelheiligdom, Kyoto


17) Andó Hiroshige, De Ohashibrug bij regen, ca. 1857
18) Vincent van Gogh, De brug, 1886-1888

De onderstaande fragmenten laten iets zien van de opvattingen over het maken van tekeningen en prenten in het Verre Oosten.

§21
Nadat de schilder klaar is met het schilderen van de bomen, moet hij zeer zorgvuldig bekijken, welke vlekken hij er nog aan toe moet voegen.

§ 34
Het tekenen door middel van vlekken om mos weer te geven is verschrikkelijk moeilijk. De kunstenaar moet de vlekken gedeeltelijk heel bewust neerzetten en gedeeltelijk op goed geluk, met een geconcentreerde geest en een ontspannen brein.
Er zijn echter ook schilderingen, die geen vlekken vereisen, dat wil zeggen schilderingen waar de omtreklijnen en de structuren van bergen en rotsen van zichzelf al genoeg schoonheid bezitten. Bij de toepassing van vlekken om mos te tekenen, moet eenvoud als het voornaamste basisprincipe worden beschouwd.

Pas toen ik de leeftijd van drieenzeventig jaar had bereikt, beheerste ik voor een gedeelte de ware vorm en het ware karakter van vogels, vissen en planten. Tot ik tachtig ben, zal ik doorgaan met vorderingen te maken. Als ik negentig ben, zal ik doordringen tot het wezen van alle dingen. Als ik honderd ben, zal ik een hoge graad van volmaaktheid bereiken en als ik lang genoeg zal leven om honderdentien te worden, zal alles wat ik doe, elke vlek en elke lijn, tot leven komen.

 

 

Uit: Ch'in tsu-yung, Tung-yin hua-chu eh (Schildershandboek)

 

 

 

 

Uit: Hokusai, Voorwoord voor 'Honderd gezichten op de berg Fuji' Edo 1834

19) Vincent van Gogh, Huisjes in Saintes-Maries, 1888

Uit de brieven van Van Gogh

Waarde Theo,
Wilde U nog eenige impressies van Antwerpen schrijven. Vanmorgen heb ik een heel echte wandeling gemaakt in den plasregen, een tocht die ten doel had om mijn goed van het douanekantoor te halen; de verschillende entrepóts en hangars aan ede kaaien zijn erg mooi.
Verscheiden keeren reeds ben ik op allerlei manieren langs die dokken en kaaien gewandeld. Vooral wanneer men uit't zand en de hei en de stilte van een boerendorp komt, en in lang niets anders dan in een stille omgeving is geweest, is het curieus als contrast. Het is een ondoorgrondelijke warboel.
Een van de spreekwoorden van De Goncourt was: 'Japonaiserie for ever'. Wel, die dokken zijn een fameuze Japonaiserie, grillig, eigenaardig, ongehoord - ten minste men kàn 't zoo zien.
Ik zou er wel eens met U willen loopen, om te weten of we 't zelfde kijken. Men zou er alles kunnen maken, stadsgezichten - figuren van 't meest uiteenloopend karakter - schepen als hoofdzaak met water en lucht, een fijn grijs - maar vooral Japonaiserie's. Ik bedoel, de figuren zijn er altijd in beweging, men ziet ze in de zonderlingste entourages, alles grillig, en er ontstaan vanzelf telkens interessante tegenstellingen.
(...)
Mijn werkplaats is nogal dragelijk, vooral omdat ik een partij Japansche prentjes tegen de muren heb gespeld, die mij erg amuseren. Ge weet wel van die vrouwenfiguurtjes in tuinen of aan 't strand, ruiters, bloemen, knoestige doorntakken.

Beste Theo
(...)
Laten we wat het verblijf in de Midi aangaat, al komt het zelfs duurder uit, het volgende overwegen. We houden van de Japanse schilderkunst, we hebben er de invloed van ondergaan, dat hebben alle impressionisten gemeen en men zou dan niet naar Japan gaan, dat wil zeggen naar de Midi, het equivalent van Japan? Ik geloof daarom dat de toekomst van de nieuwe kunst na dat alles verder in de Midi ligt.
(... )
De Japanner tekent snel, bliksemsnel, omdat zijn zenuwen fijner zijn en zijn gevoel natuurlijker. Ik ben hier slechts enige maanden, maar zeg mij eens, zou ik in Parijs in een uur de tekening van de bootjes gemaakt hebben?
Zelfs niet met behulp van het kader en dit is gemaakt door de pen te laten gaan, zonder te meten. Ik zeg dus bij mezelf dat langzamerhand de kosten op zullen wegen tegen het werk ....

Heb je Madame Chrysanthème gelezen? Dat heeft me goed doen beseffen, dat de echte Japanners niets aan de wand hebben, de beschrijving van het klooster of de pagode, waar niets is (tekeningen en curiositeiten worden er in lades opgeborgen). 0, zo moet dus een Japans werk gezien worden, in een helder vertrek, helemaal kaal, open naar het landschap.
Wil je dat proberen met die twee tekeningen van La Crau en van de oevers van de Rhóne, die er niet Japans uitzien en het misschien in wezen wel meer zijn dan andere. Bekijk ze in een helder blauw café, waar niets anders aan schilderijen hangt of bekijk ze buiten. Ze hebben misschien een rieten omlijsting nodig zoals een latje. Ik werk hier in een kaal interieur met vier witte muren en rode plavuizen op de grond. Als ik er op aandring dat je die twee tekeningen zo bekijkt, komt dat omdat ik je zo graag een echt idee zou willen geven van de eenvoud van de natuur hier. (...)

Uit: Vincent van Gogh, Brief aan zijn broer Theo (437) in: Verzamelde brieven van Vincent van Gogh Amsterdam/Antwerpen 1914

 

 

 

 

 

 

Uit: Vincent van Gogh, Brief aan zijn broer Theo (500) in: Verzamelde brieven van Vincent van Gogh Amsterdam/Antwerpen 1914 Arles (juni?) 1888

 

 

Uit: Vincent van Gogh, Brief aan zijn broer Theo (509) in: Verzamelde brieven van Vincent van Gogh Amsterdam/Antwerpen 1914



20) Vincent van Gogh, Grote boom 1888

21) Afbeelding uit een Japans schildershandboek, 1856

Uit: Vincent van Gogh, Brief aan zijn broer Theo (510) in: Verzamelde brieven van Vincent van Gogh Amsterdam/Antwerpen 1914

Beste Theo,
Ik dank je zeer voor je brief en het biljet van 100 frs. dat bijgesloten was. Nu stem ik in met je gedachte de rekening van Bing eens te vereffenen en daarom zend ik je 50 frs. retour. Alleen zou het een vergissing zijn, lijkt me, om 'een punt te zetten ' achter Bing, o nee, ik zou in tegendeel niet verbaasd zijn als Gauguin - evenals ikzelf- hier van die prenten zal willen hebben. Doe dus wat je goed dunkt om hem de 90 frs. voor de hele voorraad te betalen en vervolgens voor een honderd frs. weer een grote voorraad te betrekken.
(... )
Indien mogelijk zou het beter zijn de complete voorraad over te nemen, daar de prenten die bij ons zitten, alle mooi zijn. We hebben ze zo goedkoop en we kunnen er zoveel kunstenaars een plezier mee doen, dat we tenslotte behouden moeten wat we nog aan welwillendheid bij pa Bing genieten. Ik ben drie maal met nieuwjaar bij hem geweest om te betalen, maar ik heb toen, waarschijnlijk vanwege inventarisatie, het huis gesloten aangetroffen.(...)
Maar neem dan ook de 'Driehonderd gezichten op de heilige berg' van Hokusai en de zedenscènes.
Er is bij Bing een zolder, daar ligt een stapel van 100.000 landschappen, figuren, ook oude prenten. Hij zal je op een zondag zelf laten kiezen, neem dan ook flink wat oude prenten.
Hij zal je er enige afhandig maken als hij ze controleert, maar hij zal je er ook laten. De beheerder lijkt een heel rechtschapen man en goed voor de lui, die zich serieus voor de zaak interesseren.
(...)
Hij zal je mooiere in commissie geven, daar ben ik zeker van. Maar enfin, dat gaat me niet aan, maar onze persoonlijke voorraad, daar sta ik op. Merk echter op, dat we er niets aan verdienen, dat we ons moeite geven voor de zaak, dat er tenslotte vanwege ons soms mensen naar hem doorgestuurd worden. (...)
Als je de eerste voorraad volledig betaalt, waarom zouden we dan geen tweehonderd frs. commissie vragen in plaats van minder.
In geen geval moeten we met de voorraad stoppen. Al mijn werk is een beetje gebaseerd op de japonaiserie en als ik daarover gezwegen heb tegenover Bing, is het omdat ik geloof dat ik de zaak na mijn reis naar de Midi serieuzer kan hervatten. De Japanse kunst, die in haar vaderland in verval is, schiet nu wortel in de Franse impressionistische kunstenaars. Die praktische zijde voor de kunstenaars interesseert me natuurlijk meer dan de handel in de Japonaiseries. Toch is die handel interessant, des te meer vanwege de richting die de Franse kunst lijkt te gaan nemen. Laat me even weten of de tekeningen je in goede staat bereiken.

Je zult mijn brief van vanochtend al ontvangen hebben, waar ik het biljet van 50 frs. voor Bing in had gedaan en het is verder over de zaak Bing dat ik je schrijven wilde! De kwestie is dat we van de Japonaiserie te weinig verstand hebben.
Gelukkig weten we meer van de Franse Japanners, de impressionisten. Dat is zeker het wezenlijke en de hoofdzaak. Dus de eigenlijke Japanners, die al in de verzamelingen opgeborgen en zelfs in Japan al onvindbaar zijn, worden van bijkomstig belang. Dat neemt niet weg dat als ik maar een dag had, waarop ik Parijs zou kunnen weerzien, zou ik bij Bing langs gaan om juist de Hokusai's en andere tekeningen uit de echte tijd te gaan bekijken. Wat Bing me trouwens zelf zei, terwijl ik de gewone prenten zo bewonderde is, dat ik later zou zien dat er nog wat anders bestaat.
Het boek van Loti, Madame-Chrysanthème, heeft me het volgende bijgebracht: de vertrekken zijn er kaal, zonder decoraties en versieringen. Dat heeft juist mijn nieuwsgierigheid gewekt voor de uitermate synthetische tekeningen uit een andere periode, wat vergeleken met onze prenten waarschijnlijk neerkomt op een sobere Millet naast een Monticelli. Je weet even goed als ik dat ik aan de Monticelli's geen hekel heb. Evenmin aan prenten in kleur, zelfs als mij wordt gezegd dat je 'je er van los moet maken'.

Maar het komt me vrij noodzakelijk voor op het punt waar we nu zijn, de sobere kwaliteit te leren kennen die gelijk is aan de niet fel gekleurde Millets.
Dit heeft niet of weinig van doen met de eigenlijke voorraad, die best zo kan blijven. Want ik krijg niet genoeg van die figuren en landschappen. En hij heeft er zoveel!
Als ik niet zo in beslag genomen en opgeslorpt was door het werk, wat zou ik graag die hele boel verkopen. Er is niet veel mee te verdienen. Daarom houdt niemand zich er mee bezig. Niettemin zal over enkele jaren dit alles heel zeldzaam worden en duurder verkocht worden. Daarom moeten we niet neerzien op het kleine voordeel dat we nu hebben om tussen de duizenden stuks te snuffelen en onze keuzes te maken.
Welnu, als jij zelf er een hele zondag aan besteedt, als jij een nieuwe voorraad kiest voor zo'n honderd frs., kun je op voorhand zeggen, dat je die niet zult verkopen omdat je ze zelf gekozen hebt, tenminste als ze je bevallen en kun je ze betalen door steeds te wisselen en als je dan eindelijk op je gemak betaald hebt, heb je nog steeds evenveel andere in voorraad. En het resultaat is, dat bij ons blijft, wat ons het meest van de stapel bevalt.
Want door zo te werk te gaan, zijn er in wat op het ogenblik bij jou is al veel oude prenten die al 1 franc per stuk waard zijn.
(...)
Ik zeg je alleen maar dit, ik heb vier of vijf keer in de voorraad gesnuffeld, de bladen van ons zijn het resultaat van een meer malen al hernieuwde voorraad. Laten we op dezelfde manier doorgaan.
(... )
Dat zal je nog een Claude Monet en andere schilderijen opleveren, want als je de moeite neemt de prenten bijeen te scharrelen, dan kun je met recht met de schilders ruilen voor schilderijen. Maar om onze relatie met Bing te beëindigen, o nee, dat nooit, de Japanse kunst is iets als de primitieven, als de Grieken, als onze oude Hollanders, Rembrandt, Potter, Hals, van der Meer, Ostade, Ruysdael. Dat houdt niet op.
(...)

Uit: Vincent van Gogh, Brief aan zijn broer Theo (511) in: Verzamelde brieven van Vincent van Gogh Amsterdam/Antwerpen 1914



Uit: Vincent van Gogh, Brief aan zijn broer Theo (542) in: Verzamelde brieven van Vincent van Gogh Amsterdam/Antwerpen 1914 Arles, (september ?) 1888
Beste Theo,
...Ik vind bij de prenten van Bing de tekening van het grassprietje en de anjelieren en de Hokusai prachtig. Maar wat men ook zegt, de meer volkse prenten die met de vlakke tonen gekleurd zijn, zijn voor mij om dezelfde reden prachtig als Rubens en Veronese. Ik weet heel goed, dat dat geen primitieve kunst is. Maar omdat de primitieven prachtig zijn, is dat nog niet in het minst een reden voor mij om zoals dat gewoonte wordt, te zeggen: 'Als ik naar het Louvre ga, kan ik niet verder komen dan de primitieven.' Als men tegen een serieus liefhebber van Japonaiseries, tegen Lévy zelf zou zeggen: 'Mijnheer, ik kan niet nalaten die prenten van vijf stuivers prachtig te vinden', is het meer dan waarschijnlijk dat die ander een beetje gechoqueerd zou zijn en medelijden zou hebben met mijn onwetendheid en mijn slechte smaak. Net zoals het indertijd van slechte smaak getuigde van Rubens, Jordaens en Veronese te houden.
(... ) Als men de Japanse kunst bestudeert, ziet men dan waarmee een ontegenzeggelijk verstandige, wijsgerige en intelligente man zijn tijd doorbrengt? Met de afstand van de aarde tot de maan te bestuderen? Nee. Met de politiek van Bismarck te bestuderen? Nee. Hij bestudeert een grassprietje.
Maar dat grassprietje brengt hem ertoe alle planten te tekenen, vervolgens de seizoenen, de grootse aspecten van het landschap, vervolgens de dieren en dan de menselijke figuur. Zo brengt hij zijn leven door en het leven is te kort om alles te doen. Is dat alles wel beschouwd niet bijna een echte religie, die die zo eenvoudige Japanners ons leren, die in de natuur leven alsof zijzelf bloemen zijn? Het lijkt me dat men niet de kunst zou kunnen bestuderen zonder vrolijker en gelukkiger te worden en wij moeten ondanks onze opvoeding en ons werk in een wereld vol conventies terugkeren tot de natuur.
(... )
Ik benijd de Japanners de extreme helderheid die alle dingen bij hen hebben. Hun werk is zo eenvoudig als het ademhalen en ze maken een figuur in enkele trekken met hezelfde gemak als het dichtknopen van je vest. 0, zover moet ik komen, in enkele trekken een figuur neer te zetten. Dat zal me de hele winter bezighouden. Als ik dat eenmaal te pakken heb, dan zal ik het wandelen op de boulevards, de straat, een heleboel nieuwe onderwerpen aankunnen. Terwijl ik deze brief schrijf heb ik er wel een dozijn getekend. Ik zit op het goede spoor, maar het is zeer gecompliceerd, want wat ik zoek, dat is dat in enkele trekken de gestalte van een man, vrouw, ventje, paard of hond, een kop, lijf, benen en armen hebben die in elkaar passen.