BRONNENBUNDELS
 


Het nieuwe (voormalig) stadhuis van Amsterdam

De bouw van het Amsterdamse stadhuis begon in de laatste maanden van 1648, niet lang na het sluiten van de vrede van Munster, die het einde van de Tachtigjarige oorlog betekende. De officiële inwijding van het stadhuis vond plaats op 29 juli 1655. Het gebouw was toen echter nog lang niet voltooid. Vooral de decoratie met sculptuur en schilderwerk zou nog vele jaren in beslag nemen. Het gebouw, dat op dezelfde plaats als het oude, bouwvallige en te klein geworden stadhuis aan de Dam naast de Nieuwe Kerk en tegenover de Waag werd opgetrokken, was ontworpen door de Haarlemse architect Jacob van Campen in een Italiaans-Franse klassicistische stijl. (...) Niet iedereen zag echter de noodzaak van een zo groots opgezet nieuwstadhuis in en men verweet de burgemeesters, die opdracht voor de bouw ervan hadden gegeven, pronkzucht. De burgemeesters waren ongetwijfeld zeer tevreden over hun nieuwe werkruimte en zij stelden het decoratieprogramma van het interieur dan ook met zorg samen.

Uit: R. H. Fuchs en Mieke Reynders, Aspecten van de Nederlandse kunstgeschiedenis 1390-1970. Teleac 1982

(...) Daarbij moet men zich realiseren dat in zo'n decoratieprogramma een afbeelding van een of ander verhaal, uit de bijbel of de klassieke oudheid, niet alleen een interessante of aardige anecdote moest zijn, maar steeds ook een symbolische* betekenis moest hebben. (...) Bij het Amsterdamse stadhuis heeft de symboliek* van de decoratie natuurlijk vooral betrekking op de positie van Amsterdam als eerste stad van het land. Het programma is tot in het kleinste detail politiek en didactisch.De burgerzaal vormt het centrum van het gebouw. Daar wordt de grootheid van Amsterdam zichtbaar gemaakt. De versieringen stellen een universum in het klein voor met Amsterdam als middelpunt. Op de vloer zijn mozaïeken aangebracht met onder andere de grote cirkels van het oostelijk en westelijk halfrond. Rondom in de vier hoeken die toegang geven tot de galerij rond de burgerzaal bevinden zich de figuren van de vier elementen aarde, vuur, lucht en water.

Jacob van Campen, Burgerzaal van het Stadhuis in Amsterdam, 1648-55

Boven de deur aan de westkant van de burgerzaal, die toegang geeft tot de schepenzaal, is een reliëf aangebracht, waarop de Gerechtigheid staat afgebeeld tussen de figuren Dood en Straf, terwijl zij Hebzucht en Nijd vertrapt. Daartegenover, boven de toegangsdeuren aan de oostkant, bevindt zich het reliëf met de lierspelende Amphion 1) en boven de ingang van de burgemeesterskamer een reliëf met Mercurius en Argus 2). Aan de buitenkant wordt de verheerlijking van Amsterdam in groter en geweldiger vorm nog eens herhaald in de frontons, die de oost en westgevel sieren: aan de Damzijde kan men zien hoe de Stedemaagd gehuldigd wordt door de wereldzeeën. Aan de kant van de Nieuwezijds Voorburgwal wordt Amsterdam met de stroomgoden van de Amstel en het IJ hulde gebracht door de vier toen bekende werelddelen: Europa, Amerika, Afrika en Azië.

1) zoon van Zeus en Antiope, die de stenen van de stadsmuur van Thebe alleen door de klank van zijn lier op hun plaats kreeg. Daardoor is hij de personificatie van wat muziek en poëzie kunnen bewerkstelligen.
2)Mercurius, in het Grieks Hermes, is de boodschapper van de goden en de god van de handel. Hij is ook de doder van Argos met de honderd ogen die lo, de geliefde van Zeus, moest bewaken.

Uit deze algemene beschrijving van de decoratie blijkt reeds hoezeer deze voorstellingen met elkaar samenhangen en hoe ze elkaar ondersteunen, toelichten en nuanceren. Ook wordt het nu begrijpelijk hoezeer de burgemeesters, voor wie dit programma erg belangrijk was, eraan hechtten om de vloeiende eenheid ervan te bewaren. (...) AI vroeg in de Tachtigjarige Oorlog, op 26 juli 1581, hadden de Staten Generaal het Plakkaat van Verlatinge aangenomen waarin de koning van Spanje de gehoorzaamheid werd opgezegd. (...) Dit besluit was een ongehoorde daad van revolutie. Het bracht de staat in een moeilijke positie. Zij moest haar opstandig besluit wettigen en haar onafhanke-lijkheid internationaal erkend zien te krijgen. Op dit moment werd de geschiedenis van de Bataafse opstand, die in 69 na Christus was begonnen, opnieuw actueel. Deze vertoonde immers zo'n frappante gelijkenis met de opstand van de Nederlanden tegen Spanje. Dat een heldhaftige gebeurtenis uit het verleden kon dienen als stof om het heden toe te lichten, hangt samen met de typische manier waarop men toen de geschiedenis benaderde.

 
Sinds de Renaissance bewees men de grootheid van het heden door een verwijzing naar het heldhaftige verleden. Vooral de klassieke oudheid leverde tal van helden op aan wie vorsten en regenten zich konden spiegelen. De Bataafse opstand kon zo goed met het verleden vergeleken worden, omdat de omstandigheden bijna dezelfde waren. De Bataven waren bondgenoten van de Romeinen en een vrij volk. Maar de commandant van het Romeinse Rijnleger, Vitellius, had zich na de dood van Nero tot keizer laten uitroepen en had troepen nodig voor de strijd tegen zijn rivaal Vespasianus. Daarom ronselde hij onder de Bataven op hardhandige wijze krijgsvolk. De Bataven voelden zich als slaven en niet als vrije bondgenoten behandeld en Civilis riep op tot opstand. Hij kreeg de Canninefaten onder Brinio als bondgenoten aan zijn zijde. Civilis streed niet tegen Rome als zodanig, maar tegen haar hardvochtige, onredelijke gouverneurs. Het was voor een Hollander omstreeks 1600 niet moeilijk om in Civilis Willem van Oranje te herkennen en in Vitellius de hertog van Alva. (...) Govert Flinck maakte vier ontwerpen van 'De samenzwering van Claudius Civilis in het Schakerbos', 'Brinio op het schild geheven', De overval op het Romeinse legerkamp' en 'De vrede tussen de Bataven en de Romeinen'.

Govert Flinck, Studie voor de samenzwering van Claudius Civilis in het Schakerbos, 1659
Govert Flinck, Studie voor Brinio op het schild geheven, 1659

 

Ze vielen kennelijk in de smaak, want kort daarop kreeg Flinck de opdracht de hele reeks te schilderen. Dat was op 28 november van dat jaar. Op 2 februari van het volgende jaar overleed Flinck zonder de werken te hebben uitgevoerd. De opdracht werd toen niet opnieuw aan één schilder gegeven, misschien omdat het dan te lang zou duren voordat de werken klaar waren. Zij werd verdeeld tussen Rembrandt, Jan Lievens en Jacob Jordaens uit Antwerpen. Dat Rembrandt werd gekozen voor de 'Samenzwering van Claudius Civilis' wekt geen verbazing. Hij had inmiddels als schilder van nachtstukken naam gemaakt en de samenkomst van de edelen had volgens de Romeinse geschiedschrijver Tacitus 's nachts plaatsgevonden. Het stuk werd uiteindelijk geweigerd omdat Rembrandt in zijn weergave van het verhaal voorbij is gegaan aan het klassicistische schoonheids-ideaal. Een ideaal van harmonie dat verkregen werd door 'juiste' verhoudingen en dat ten grondslag ligt aan de bouw en decoratie van het stadhuis.

Rembrandts schilderij viel uit de toon: zijn figuren waren te klein en ook zijn weergave van Civilis sloot niet aan bij het ideaalbeeld van een held. Deze was per definitie goed geproportioneerd, liefst naar een voorbeeld uit de klassieke oudheid en, wat in dit geval belangrijk is, hij moest ongeschonden zijn. Was hij verminkt aan één oog, dan loste je dat op door hem 'en profil' af te beelden. Andere schilders zoals Flinck hadden zich aan deze regels gehouden, evenals de schilder, wiens doek dat van Rembrandt zou vervangen. Rembrandt had de norm doorbroken: zijn werk was niet, zoals dat toen heette, 'welvoeglijk'. Wellicht was het grootse schilderkunst - het zou het beste historiestuk uit onze geschiedenis zijn geweest - maar het moest worden afgewezen om de harmonie van het geheel. Zijn weergave van het verhaal sloot volstrekt niet aan bij de klassicistische stijl die in het stadhuis de boventoon voerde.

 
Rembrandt, Ontwerp voor de samenzwering van Claudius Civilis in het Schakerbos, 1661
En wat we hier zien, is de oude 'strijd' tussen de vrije kunstenaar en zijn opdrachtgever voor wie andere motieven een rol spelen. Wat uiteindelijk wel in de boogvelden van de galerij terecht kwam is niet van bijzondere kwaliteit of is zelfs uitgesproken slecht. Natuurlijk heeft de scherpe tegenstelling tussen de geaccepteerde werken en het meesterwerk van Rembrandt in latere tijd aanleiding gegeven tot verontwaardigde kritiek op de Amsterdamse burgemeesters die programma en uitvoering van de decoratie van het stadhuis hebben bepaald. Hun is typisch-Hollandse kortzichtigheid verweten, bekrompenheid en slechte smaak. Gevoelsmatig zijn deze verwijten wellicht terecht, maar ze miskennen wel volledig de historische omstandigheden waaronder de bouw en de decoratie van het stadhuis plaatsvonden en de rol die de kunst daarin speelde.