![]() |
BRONNENBUNDELS |
Twintigste eeuwse ideeën van de kunstenaar over maatschappij
en geestelijk leven Rudolf Steiner In 1913 ontwierp Rudolf Steiner het Goetheanum, een groot voornamelijk
houten gebouw. Het was bedoeld als centrum voor het Antroposofisch Genootschap,
een afsplitsing van het Theosofisch Genootschap 1) , een bijna
religieuze secte die streefde naar een verbinding van de menselijke geest
met de kosmos. De denkbeelden van Goethe en van Nietzsche werden in deze
leer samengebracht. Tien jaar na de voltooiing brandde het Goetheanum
tot de grond toe af en Steiner ontwierp een tweede gebouw dat op dezelfde
plaats moest worden opgetrokken, ditmaal van gewapend beton. Dit gebouw
bereikte zijn voltooiing pas in 1928, drie jaar na Steiners dood. Steiners
architectuur kan omschreven worden als een architectuur van de ziel. Hij
zei: 'Architectuur staat op een centrale plaats in deze wereld. Enerzijds
een geestelijk wezen dat de mensheid tot inspiratie dient, anderzijds
een stevige constructie van baksteen of beton met een praktisch doel.' 1) De Theosofische Vereniging (theos = god, sophia = wijsheid) werd in 1875 in New York opgericht. De theosofen bestreden het materialisme in de (natuur)wetenschappen en het dogmatisme in de officiële godsdiensten. Zij beriepen zich daarbij op een samenstel van leringen die een diepere kennis dan de gewone kennis veronderstellen. Deze diepere kennis reikt tot ijlere werelden die slechts voor helderzienden zichtbaar zijn. Deze 'oude wijsheden' vormen volgens de theosofen de kern van alle grote religies. Deze denkbeelden hadden grote aantrekkingskracht voor verschillende kunstenaars in de eerste jaren van de twintigste eeuw. Zij zochten naar wegen om een diepere betekenis aan hun werk te geven, nu het verbeelden van de zichtbare werkelijkheid hen niet meer voldeed. De theosofen wezen met hun ideeën de weg naar de verbinding tussen concrete vormen en kleuren met abstracte begrippen en diepere beteke-nissen. In het algemeen geldt dat hoe lichter de kleur is, des te verhevener is het idee of de gemoedstoestand die verbeeld wordt. Ook de scherpte van hoeken en de richting die zij opwijzen, geven informatie over het achterliggende idee. Niet alleen Mondriaan heeft deze ideeën in zijn Evolutietriptiek toegepast, ook een kunstenaar als Kandinsky heeft er zijn theorie van betekenissen van abstracte vormen op gebaseerd. |
Uit: Kurt Rowland, A History of the Modern Movement. Aylesbury 1973 | |
Rudolf Steiner, Tweede
Goetheanum, 1928 |
|
|
Hij geloofde dat een gebouw als het ware een organisme moest zijn met een eigen innerlijk leven om het leven van de indivuduele mens te inspireren. Dit innerlijk leven kon worden opgewekt door het gebouw een plastische kwaliteit te geven. 'Een muur is niet alleen maar muur, hij leeft net als een levend organisme dat hoogtes en laagtes uit zich laat ontspruiten. (...) Binnen in ons gebouw zullen wij één plastische vorm aantreffen, een doorlopend beeldhouwwerk in reliëf op kapitelen, plinten, architraven. Deze groeien uit de muur en de muur vormt daarmee hun uitgangspunt, hun vaste grond zonder welke zij niet zouden kunnen bestaan.' |
||
Rudolf Steiner, Plattegrond Tweede
Goetheanum, 1928 |
|
|
Deze als een eenheid werkende, monolithische constructie,
die evenwel plastisch-dynamische kwaliteiten bezit, wordt bereikt door
af te zien van vlakke, loodrechte wanden en in plaats daarvan de muren
zodanig te geleden als ze zich in een natuurlijk organisme voor zouden
kunnen doen, zonder rechte hoeken. De scherp omlijnde, zelfs grove vormen,
gespeend van elke versiering maar wel verrijkt met het patroon van de
bekisting waarin het natte beton was gegoten, vormen één
van de sterkste voorbeelden van expressionistische architectuur. Evenals
in de expressionistische kunst is elk detail beladen met betekenis en
draagt in stoffelijke zin bij aan de geestelijke boodschap van het hele
gebouw. Het was bedoeld om de menselijke geest aan te spreken en tevens
te openbaren, zoals ook de kathedralen, zij het op een andere wijze, hadden
gedaan.
|