BRONNENBUNDELS
 


William Morris

William Morris (1834-1896) was dichter, ontwerper en sociaal hervormer. Door zijn belangstelling voor middeleeuse architectuur ging hij Ruskin lezen. In 1861 richtte hij de firma Morris, Marshall, Faulkner & Co. op. Hiermee kreeg Morris een grote invloed op de toegepaste kunst in Engeland die een totale smaakverandering veroorzaakte.

Advertentie voor de firma Morris, Marshall, Faulkner & Co., Fine Arts Workmen in Painting, Carving, Furniture, and the Metals

Ford Madox Brown , Arthur Hughes , D.G.Rosetti
Edward Burne-Jones , P.P.Marshall , Philip Webb
C.J.Faulkner , William Morris

Uit: Gillian Naylor, William Morris by himself. Designs and Writings, Londen, 1988

Door de prestaties van Engelse architecten heeft de groei van de decoratieve kunst in dit land een punt bereikt waarop het wenselijk lijkt dat kunstenaars van naam zich er aan gaan wijden. Hoewel er zeker enkele geslaagde voorbeelden genoemd kunnen worden, is het zo dat zulke pogingen tot op heden onrijp en fragmentarisch waren. Er is meer behoefte aan een artistieke supervisie die de verschillende delen van een geslaagde opdracht met elkaar in harmonie kan brengen, want als een individuele kunstenaar van zijn schilderwerk gehaald moet worden brengt dat buitensporige kosten met zich mee. De hierboven vermelde kunstenaars hopen door hun samenwerking dit probleem op te lossen.

Omdat er mensen met verschillende kwalificaties bij zijn, zullen zij elke decoratieopdracht aan kunnen nemen, direct op de wand of anderszins, van gewone schilderijen tot het kleinste werk dat nog ontvankelijk is voor schoonheid. Het ligt in de lijn der verwachting dat door een dergelijke samenwerking het meeste werk van de kunstenaar, onder zijn voordurend toezicht, tegen de minste kosten gedaan kan worden. Het werk zal daardoor ook een mooiere eenheid zijn dan wanneer een individuele kunstenaar op de gebruikelijke manier voor een onderdeel ingeschakeld zou worden. Omdat deze kunstenaars zich jarenlang verdiept hebben in de studie van de decoratieve kunsten uit alle tijden en landen, hebben zij meer dan de meeste mensen de behoefte gevoeld aan een plek waar ze werk maken of laten maken dat eerlijk en mooi is.

William Morris, Ontwerp voor 'patchwork' borduurwerk

 

 

 

 

 

 

 

Daartoe hebben ze zich als firma gevestigd voor de productie door henzelf en onder hun toezicht van:

1. Wanddecoratie, in figuren of patronen, of alleen in kleurarrangement, toegepast in woonhuizen, kerken of openbare gebouwen.

2. Beeldhouwwerk in het algemeen, toegepast in de architectuur.

3. Gebrandschilderd glas, vooral om met de wanddecoratie te harmoniëren.

4. Metaalbewerking in alle vormen, inclusief sieraden.

5. Meubilair, of de schoonheid ervan nu afhangt van het ontwerp, of van de toepassing van materialen die tot nu toe over het hoofd gezien werden, of van de samenhang met geschilderde figuren of patronen. Onder deze rubriek vallen ook alle soorten borduurwerk, goudleer en versieringen op andere materialen van dit soort en bovendien elk benodigd huishoudelijk artikel.

Wij hebben het over die grote categorie van de kunst waardoor mensen altijd min of meer geprobeerd hebben om de gewone dingen van het dagelijks leven te verfraaien: een breed onderwerp, een grote tak van nijverheid; zowel een belangrijk onderdeel van de wereldgeschiedenis als een zeer handig middel bij het bestuderen van die geschiedenis. Ja, inderdaad een belangrijke tak van nijverheid die ambachten omvat als het bouwen van huizen, het schilderen, het schrijnwerkersvak, het timmerambacht, het smeden, het pottenbakken, het glasblazen, het weven en vele andere. Een kunst die zeer belangrijk is voor mensen in het algemeen maar nog meer voor ons handwerkslieden, omdat er bijna niets is dat zij gebruiken (en dat wij vormgeven) waarvan men niet heeft gedacht dat het pas af was als er op de een of andere manier iets van een decoratie op aangebracht was. (...) We zijn zo gewend aan dit ornament dat we het beschouwen alsof het vanzelf gegroeid is, als de mossen op de dorre takken waarmee we de haard aansteken. Des te erger! Want die decoratie, of wat er voor door moet gaan, bestaat en het heeft nut of zou dit moeten hebben.
Uit: Lezing 'The Lesser Arts', 1877
 
Want alles wat door mensenhanden gemaakt is heeft een vorm die mooi of lelijk is, mooi als hij in overeenstemming is met de natuur en haar helpt en lelijk als het niet harmonieert met de natuur en haar tegenwerkt. Het is nooit vrijblijvend. Een van de belangrijkste functies van decoratie en het kernpunt van zijn band met de natuur is dat het onze afgestompte zintuigen moet aanscherpen in dit opzicht: daarom zijn er geweven patronen die wonderen van complexiteit zijn en vreemde verzonnen vormen waar de mensen zo lang plezier aan beleefd hebben: vormen en ingewikkeldheden die niet noodzakelijk de natuur volgen maar waarin de hand van de ambachtsman zo geleid wordt tot het weefsel, de kom of het mes er natuurlijk, ja net zo verrukkelijk uitzien als het groene gras, de rivieroever of de bergsteen. Mensen plezier geven in dingen die ze moeten gebruiken, dat is de ene taak van decoratie; mensen plezier geven in dingen die ze moeten maken, is de andere taak.(...)
William Morris, 'Vogel en Anemoon ; bedrukt katoen, 1882

 

En wat betreft de machines (...) heb ik zelf een grenzeloos vertrouwen in hun capaciteit. Ik geloof dat machines alles kunnen maken behalve kunstwerken.
Zorg voor een duidelijke vorm in een kunstwerk. Denk niet te veel aan stijl maar probeer dat te geven wat je mooi vindt en breng dat zo zorgvuldig als je wilt naar buiten, maar... altijd duidelijk, zonder vaagheid. Overdenk je ontwerp eerst goed voor je het op papier gaat zetten. Begin niet te rommelen en te knoeien in de hoop dat er wel iets uit zal komen. Je moet het eerst voor je zien voordat je het kunt gaan tekenen, of het nu je eigen vinding is of van de natuur. Denk er aan: altijd eerst de vorm en dan de kleur. Omtrek, silhouet vóór licht en schaduw; niet omdat die minder belangrijk zijn, maar omdat ze niet goed kunnen zijn als het eerste fout is.(...)

Probeer je materiaal optimaal te gebruiken, maar altijd zo dat het het best tot zijn recht komt. Het moet niet alleen duidelijk zijn wat het materiaal is, maar er moet iets mee gedaan worden dat bij de speciale aard van het materiaal hoort, iets dat niet in een ander materiaal kan. Hieraan ontlenen de decoratieve kunsten hun bestaansrecht. Steen er uit laten zien als ijzer of hout als zijde of aardewerk als steen, is de laatste toevlucht van kunsten in verval. Verzet je zoveel mogelijk tegen machinaal werk (en dat geldt voor alle mensen), maar als je ontwerpen voor machinaal werk moet maken, laat je ontwerp dan tenminste duidelijk zijn. Maak het opzettelijk mechanisch en tegelijk zo eenvoudig mogelijk. Probeer bijvoorbeeld niet om een gedrukte plaat er uit te laten zien als een handgeschilderde, maak het zo dat iemand het nooit met de hand zou proberen.

William Morris, Acorn', behangontwerp, 1880

Uit: Textiles, 1893


Het weven van wandtapijten is de edelste weefkunst, er zit niets mechanisch in. Je kunt het opvatten als een mozaïek van kleurvlekjes gevormd door geverfde draden en je kunt er wandversieringen mee maken in elke graad van detaillering binnen de grenzen van wat als decoratief beschouwd wordt. Het belangrijkste in het ontwerpen van tapijten is zoals bij alle wandversieringen: kracht, zuiverheid en elegantie van het silhouet van de afgebeelde voorwerpen en hierin mag niets onduidelijk of vaag zijn... het moet ook de pittigheid en overvloed van details hebben die in het bijzonder karakteristiek waren voor de kunst van de middeleeuwen. Het weven van vloerkleden lijkt wel wat op het weven van wandkleden... het is ook geheel niet mechanisch, maar het gebruik als vloerkleed zet het op een wat lager niveau, vooral in onze noordelijke of westelijke streken waar mensen van de modderige straten in de kamer komen zonder hun schoenen uit te doen. (...) Door de verhoudingsgewijze grofheid van het werk moet het ontwerp altijd zeer elementair van vorm zijn en bijvoorbeeld alleen de suggestie van bladeren, bloemen, beesten en vogels etc. geven. De zachte kleurschakeringen waar wandtapijten zich voor lenen, zijn niet geschikt voor vloerkleden. Schoonheid en kleurvariatie moeten voortkomen uit de harmonische kleurstelling, begrensd door weloverwogen gekozen contouren en het patroon moet absoluut plat zijn. (...)

Dit is misschien de plaats om degenen die zich met borduurwerk bezig houden te waarschuwen voor de zwakke imitaties van Japanse kunst die zo rampzalig veel voorkomen tegenwoordig. De Japanners zijn bewonderenswaardige naturalisten, buitengewoon knappe tekenaars, handiger dan wie ook in de uitvoering van wat ze ook ter hand nemen. Het zijn ook meesters in stijl binnen bepaalde grenzen. Maar desondanks is een Japanse tekening absoluut waardeloos als hij niet met Japanse vaardigheid is uitgevoerd. Maar met al hun briljante kwaliteiten als handwerklieden, waardoor wij verblind zijn, hebben de Japanners geen instinct voor architectuur en dus ook niet voor decoratie. Hun kunstwerken zijn op zichzelf staande, zuiver individualistische uitingen en blijven prachtig speelgoed, buiten het gebied van de evolutie van de kunst die niet verder ontwikkeld kan worden zonder gevoel voor architectuur dat het verbindt met de geschiedenis van de mens.

 

De bebouwing langs de Ring van Wenen

Stijlloosheid in de 19de eeuw

In tijden van verandering uit de grond gestampt en niet allengs gegroeid, werd de Ringstrasse symbool van een afstervende maatschappij. De 'kunstwil' uit de tweede helft van de 19de eeuw vond hier zijn sterkste uitdrukkingsvorm. Architecten en kunstenaars brachten hier hun opvattingen over het Gesamtkunstwerk in praktijk. Maar toch gingen al snel stemmen op die dit project achterhaald noemden. Zo schreef de schrijver Hermann Bahr (1863-1934) polemisch: 'De stijlen van gisteren bevallen niet meer; deze als in de renaissance of de barok gedecoreerde paleizen werken niet meer. Wij verlangen in overeenstemming met onze behoeften te leven, zoals we ons ook kleden in overeenstemming met onze behoeften. Wij willen geen maskerades meer, en onze huizen ook niet. (...)

Uit: Susanne Partsch, Gustav Klimt, Leven en werk.
 

Een gebouw moet doelmatig zijn, het moet zijn functie niet verbergen, maar openlijk uitdrukken. Wie de kracht heeft om voor zijn vormen constructieve oplossingen te vinden, is onze kunstenaar. Wij vinden het dom en lelijk om ze achter vreemde vormspelletjes te verstoppen. Vroeger zou men in de eerste plaats geëist hebben dat een gebouw 'op iets lijkt'. Wij eisen dat het iets is. Wij schamen ons wanneer de werkende mensen van vandaag als de vorsten en patriciërs van eergisteren leven. (...) Wij zijn geen barokmensen en we leven niet in de renaissance: waarom zouden we doen alsof dat wel zo was? Het leven is veranderd, elke gedachte, elk gevoel en de hele kunst van het volk is veranderd. Dus moeten ook de huizen van de mensen veranderen om hun nieuwe smaak en daden uit te drukken.'

Aan de eisen van Bahr werd door moderne architecten zoals Josef Hoffmann (1870-1956) en Adolf Loos (1870-1933) voldaan, ofschoon op heel verschillende manieren. De aarzeling tussen conservatisme en modernisme was ook aan de Ringstrasse zichtbaar. Je trof er ook recente gebouwen aan zoals Otto Wagners postspaarbank (1904-06), die al aan de principes van 'form follows function' voldeed.