![]() |
BRONNENBUNDELS |
Henri Matisse Matisse was de eerste en lange tijd de enige moderne kunstenaar die het decoratieve voorop stelde. 'Het decoratieve aspect is voor een kunstwerk van grote waarde. Het is een essentiële kwaliteit ervan. Het is niet kleinerend als je zegt dat de schilderijen van een kunstenaar decoratief zijn.' Maar dat was juist wel het geval. Hoewel de decoratieve kunsten in Frankrijk omstreeks 1900 bloeiden en met de Art Nouveau onmiskenbaar een nieuwe vlucht hadden genomen, bleef men ze beschouwen als dienende kunsten, als kunst 'met een kleine k', kunstnijverheid. Alleen schilderkunst en beeldhouwkunst golden als grote kunst. Een schilder die zichzelf serieus nam, liet zulke zaken over aan ondergeschikten, aan handwerkslieden of hield zich er bij uitzondering mee bezig, als ontspannend tussendoortje bij wijze van spreken. |
Uit: Pierre Schneider, The Figure in the Carpet. Matisse und das Dekorative. Cat. Düsseldorf 1982/3 | |
Dat gebeurde echter steeds vaker, sinds de beweging tot herwaardering van het handwerk die van William Morris uitging, zich over heel Europa uitbreidde. Toulouse-Lautrec en Bonnard waren niet ongenegen affiches te ontwerpen, Gauguin en Derain om keramiek te maken. Maar nog geen enkele kunstenaar had het aangedurfd zijn belangrijkste en feestelijkste schilderijen als 'panneaux décoratifs' aan te duiden zoals Matisse met 'La danse', 'La musique' en 'La desserte rouge' deed, of om te stellen wat Matisse ook pas op z'n 81 ste deed: 'Je moet op de eerste plaats decoratief zijn.' |
||
In 'Notities van een schilder' uit 1908 beschreef Matisse zijn doel als schilder: het essentiële karakter van de dingen te ontdekken achter hun oppervlakkige verschijningsvorm en zo'een kunst van evenwicht, puurheid en sereniteit' te scheppen, decoratief van opvatting, die uitdrukking geeft aan zijn emotionele reacties op de onderwerpen die hij schildert. Zijn grote stillevens en interieurs uit deze periode zoals 'Harmonie in rood' met zijn vibrerende kleurveld, gevat in een tekening van arabesken verduidelijken het decoratieve aspect van zijn kunst. Dit soort werken overtreffen de gebroken oppervlakken van het Fauvisme waar het gaat om een grotere zelfstandigheid van de kleur. De kleur stroomt frontaal over het doek en doet details verdwijnen. In de weergave van Matisse wordt de vorm bepaald door de beweging van kleurvlakken. Omdat kleur het belangrijkste onderwerp van zijn kunst is, wordt de vorm beïnvloed door de inwerking van aangrenzende kleuren, zei Matisse. |
Uit: John Elderfield, Henri Matisse. A Retrospective. Londen, 1992 | |
De kleur was dus aangepast aan de vorm, zei hij bij de beschrijving van 'De muziek' en 'De dans', de hoogtepunten in de serie grote figuurcomposities uit die periode. Ze waren gedacht in de traditie die begon met de fresco's van Giotto. Maar hij deed dat zo extreem en vereenvoudigd dat veel tijdgenoten het barbaars vonden. Ze weken ook duidelijk af van het kubisme, dat in diezelfde periode op kwam, niet alleen in hun nadruk op de kleur, maar ook in het vasthouden aan de hele menselijke figuur. Voor Matisse was de eenheid en integriteit van het kunstwerk analoog aan die van de menselijke figuur zelf. Beeldhouwkunst bleef hem dan ook boeien. Maar naar eigen zeggen beeldhouwde hij op de manier van een schilder, doordat hij visuele beelden in dit tastbare medium maakte, zoals 'La serpentine', dat was opgebouwd met een gelijkwaardigheid van massieve vormen en open ruimtes ertussenin. Zo verhelderen zijn sculpturen de visuele organisatie van de vorm in zijn schilderijen. |
||
In zijn jeugd had Henri Matisse (1869-1954) al belangstelling
voor stoffen, tapijten en borduurwerken. Hij werd geboren in Le Cateau,
een stadje in Noord-Frankrijk, waar toen een bloeiende tapijtindustrie
bestond. Matisse studeerde eerst rechten en werkte als jurist op een advocatenkantoor,
tot hij op zijn 20ste ziek werd. In het ziekenhuis gaf zijn moeder hem
een verfdoos en daarmee begon zijn carrière als beeldend kunstenaar.
Op aanraden van de tapijtfabriekdirecteur waarmee hij zijn ziekenkamer
deelde, nam hij lessen aan een school voor textielontwerpers in het naburige
Saint-Quentin. In 1892 trok hij naar Parijs, waar hij aan verschillende
kunstacademies studeerde en in het Louvre schilderijen kopieerde van oude
mees-ters als Raphaël, Chardin en Poussin. Pas aan het eind van de
jaren negentig kwam hij onder invloed van het impressionisme en ging hij
experimenteren met lichte en heldere kleuren. (...)
|
Uit: Lien Heyting,
Henri Matisse en het decoratieve schilderen. in: NRC Handelsblad 18 februari
1983 |
|
Matisse werd aan het begin van de eeuw niet alleen gegrepen
door kleurtheorieën, er was nòg iets dat hem bezighield: de
kunst van de muzelmannen, hun tapijten, wandkleden en miniaturen. 'De
vernieuwing kwam voor mij uit de oriënt. Door de oriëntaalse
kunst werden mijn ogen geopend', zo zei hij jaren later. Op de Wereldtentoonstelling
van 1900 ontdekte hij de weefsels van de Kopten, in 1903 zag hij op een
expositie islamitische stoffen, keramiek en boekil-lustraties, in 1907
bezocht hij de tentoonstelling Miniatures d'Orient en in 1910 de grote
mohammedaanse kunstexpositie in München. In de Perzische miniaturen
verraste hem de tweedimensionale ruimte die in onze schilderkunst toen
niet meer voorkwam: een schaduwloze compositie, zonder middelpunt en zonder
diepte. Tegen de fotograaf Brassaï zei hij in de jaren dertig, toen
hij hierover sprak: 'In de oriëntaalse kunst is de leegte tussen
de bladeren van een boom even belangrijk als de bladeren zelf.'
|
||
Zoals in de oriëntaalse kunst gebruikelijk was, wilde
ook Matisse in zijn schilderingen een geluksgevoel overbrengen, een besef
van rust en welvaart. Een van de meest geciteerde opmerkingen uit zijn
Notities van een schilder (1908) luidt: 'Waar ik van droom is een kunst
van evenwicht, van zuiverheid, van stilte, zonder verontrustend onderwerp,
als een verzachtend, kalmerend middel, iets dat overeenkomt met een gemakkelijke
fauteuil.' In de artistieke traditie van de oriënt bestond geen onderscheid
tussen beeldende kunst en decoraties: wandtapijten, miniaturen, keramiek
en muurschil-deringen werden niet, zoals in Europa, als een soort toegepaste
tweederangskunst beschouwd. Matisse bleek zeer ontvankelijk voor die opvatting.
Zoals kleuren volgens hem los van de vormen een eigen zeggingskracht hadden,
zo zag hij ook in decoraties, in arabesken en andere motieven meer dan
louter opschik. Marokkaanse en Spaanse stoffen, Egyptische gordijnen,
Roemeense bloesjes zijn schilderijen zitten er vol mee.
|
|
|
|
Soms dienen tafels en stoelen alleen maar om er stoffen
overheen te draperen en gaan ze geheel schuil onder de sierlijk gedecoreerde
lappen. Zijn ideaal om een decoratieve in plaats van een perspectivische
ruimte te scheppen, verwezenlijkte hij het meest letterlijk in 'La famille
du peintre' (191 1). In dit schilderij vullen Perzische tapijten, bloembehang
en bewerkte schoor-steentegels naast elkaar het platte vlak. Zelfs het
schaakbord (van 11 bij 7 vakjes) is puur decoratief, zoals al zijn geschilderde
schaakborden dat zijn: het gaat om het zwart-witte ruitjespatroon dat
zo aardig contrasteert met de citroenen die hij erop legt, met een theekopje,
een vaas bloemen of een groene harembroek. In sommige doeken overheersen
de patroontjes de menselijke figuren die zich daartussen bevinden en zijn
die figuren zelf bijna een patroon geworden. (...)
|
|
Het gekke is, dat Matisse, zodra hij zelf ging decoreren
(zoals in 1910, toen hij grote panelen ontwierp voor het trappenhuis van
een Russische kunstverzamelaar) alle opschik achterwege liet. Bij deze
Panneaux Décoratifs, zoals hij ze noemde, toonde hij zich een sober
schilder, die zich beperkte tot gestileerde figuren en effen kleurvlakken
waarmee hij thema's als de dans of de muziek verbeeldde. In deze werken,
maar ook in veel van zijn schilderijen, uitte zich de invloed van Cézanne
en Van Gogh. Het zijn de schilderijen waarin hij niet de patroontjes,
maar de kleuren liet spreken, zoals bij La Danse: 'het blauwste blauw
voor de hemel', groen voor de heuvel waarop de muzen dansen en een 'vibrerend
vermiljoen' voor de figuren
|
|
|
Henri Matisse, Het
gezin van de schilder, 1911
|
![]() |