![]() |
BRONNENBUNDELS |
Modesieraden |
Uit: Jody Shields en Max Vadukul, All that glitters. New York z.j. | |
Deze 'juwelen' bootsten echte na voor een fractie van de prijs en in de betere kringen haalde men de neus op voor deze 'falsificaties'. Modesieraden hadden geen klasse en waren dus een-voudig onaanvaardbaar. In het begin van de jaren twintig echter brak de glorietijd voor de namaakjuwelen aan. Een handjevol Parijse couturiers begon bijouterie te ontwerpen die paste bij hun modelijnen. Daarmee maakten zij dit soort sieraden niet alleen aanvaardbaar maar zelfs begerenswaardig en duur. Met de zegen van het 'hoog mode' zijn, werden waardeloze materialen veranderd in 'juwelen', die het toppunt van chic waren. Een willekeurig voorbeeld: een Franse couturier maakte een collier van kurken balletjes en hing er in Amerika een prijskaartje van $ 30 aan, toentertijd een astronomisch bedrag. Hiermee was het sieraad respectabel geworden. Natuurlijk zou het kurken collier nooit verkocht zijn zonder die modieuze naam. |
||
|
Modesieraad, Nancy
Cunard draagt een overvloed aan sieraden, 1927 |
|
Nog maar een paar jaar eerder was het dragen van rijnstenen en andere nep een bijna onvergeeflijke belediging van de goede smaak. Met de goedkeuring door de couturiers werd de geschiedenis van het modebijou de geschiedenis van de smaakmakers in de mode. De volgende zestig jaar bleef dit soort sieraden, geklonken aan de mode, ver-weven met de sociale en emotionele betekenis van wat mensen droegen. De definitie van het begrip stijl veranderde door de Amerikaanse zienswijze met die van Parijs te combineren. De nieuwe ontwikkelingen in kunst en techniek beïnvloedden ook de populaire smaak en cultuur en het modesieraad ging daarin mee. Geen rage ging er aan voorbij. Modebijoux pakten de draad op waar de kostbare edelstenen die hadden laten vallen. Overal werd iets van gemaakt, van vliegtuigoorhangers ter ere van de oceaanvlucht van Charles Lindbergh tot en met bedeltjes in de vorm van handgranaten in de oorlogsjaren. Modesieraden vormen een ongeëvenaarde, fantastische kroniek van de verscheidenheid aan modieuze invloeden die telkens naast elkaar bestaan. |
||
Soms kan dat heel verrassend zijn. In de jaren dertig
kon een modebewuste vrouw even goed aan namaak-Victoriaans de voorkeur
geven als aan gestroomlijnd modern. De moderne vrouw uit de jaren zestig
was te herkennen aan zware broches in renaissance-stijl maar evengoed
aan modern ogende perspex oor-hangers. Elke periode creëerde een
eigen stijl met gebruikmaking van bijzondere eve-nementen en veel fantasie,
zodat de historische voorkeur er in de jaren twintig heel anders uitzag
dan in de jaren dertig. Net als andere modieuze eendagsvliegen en misschien
nog wel meer dan kle-ding kan het twintigste-eeuwse modesieraad zonder
aanpassingen alleen in zijn eigen tijd functioneren. Als er al sprake
is van een herleving, dan zit er in die herleving toch een verschil. Geestigheid
is een belangrijke sleutel om veranderingen aan te geven in wat populair
is. Er is bijna geen betrouwbaarder registratie van stijlen in humor dan
modesieraden. Met evenveel bravoure heeft het modesieraad de overdreven
hoeveelheid parels van de vrijgevochten vrouwen uit de jaren twintig geaccepteerd
als de lol van de door de surrealisten geïnspireerde plastic edelstenen
in de jaren dertig en de gesoigneerde humor van de poedelbroches in de
jaren vijftig.
|
||
Uit: Jaap Huisman, Sieraden van Van Leersum gedateerd en klas-siek. in: De Volkskrant 24 april 1993 |
De sieraden van Emmy van Leersum |
|
Het werk is door zijn minimalisme vaak calvinistischer dan Calvijn. Een (onbedoeld) neveneffect van die strengheid is een ongegeneerd verlangen naar frivole en wulpse sieraden. Dat verklaart waarschijnlijk waarom de slinger na het tijdperk Van Leersum helemaal de tegenovergestelde kant is opgegaan. Toch kan het belang van Van Leersums consequente vakmanschap niet ont-kend worden. Gedateerd is het werk zeker maar klassiek ook. Toen ze halverwege de jaren zestig een schroefarmband van geanodiseerd aluminium intro-duceerde, was dat niet minder dan een revolutie. Hoewel die 'polsversiering' nog onuitgewerkt was, kocht het Stedelijk Museum de armband onmiddellijk aan. Van Leersum sloeg met deze cilinder een bres in de traditie van edels-meedkunst, die tot dan toe alleen decoratief was. Het sieraad als statussymbool en als blijk van een welgevulde portemonnee: daar had ze lak aan. Zo ongebruikelijk als de materialen waren waarmee Van Leersum werkte, zo ongebruikelijk is de positie die ze in de kunstwereld claimde. Geen tuttige juwelenmaakster, maar een kunstenaar die haar inspiratie putte uit de beeldende kunst, en die gelijk op werkte met de mode. Van Leersum sloeg een brug tussen kunstnijverheid en beeldende kunst. (...) |
|
|
Emmy van Leersum, Armband, gevouwen diagonaal, roestvrijstaal, 1968 |
![]() |
|
Zij haalde het sieraad daarmee uit zijn isolement. Die
vorm van emancipatie bleef niet onopgemerkt. Dank zij haar en haar man
Gijs Bakker werd het Nederlandse moderne sieraad zelfs internationaal
een begrip. (...) De invloed van Van Leersum op jonge sieraadontwerpers
is na haar dood in 1984-enorm geweest. Ook al werken veel ontwerpers misschien
nu theatraler en ornamenteler, de oorsprong is dat uitgebeende, tot zijn
essentie teruggebrachte object. Een staafje dat door de stof heen steekt,
een ronde kraag als collier en een koker als polsversiering. (...) Consequent
en radicaal is het werk van Van Leersum. Consequent door de studieuze
manier waarop ze eindeloos-en dan ook eindeloos-varieerde met de cilinder.
De details zijn uiterst subtiel: een inkeping, een deukje, een knipje,
twee verschuivende lagen, twee lagen over elkaar heen, een haarlijntje
als accent. Het materiaal is vernieuwend: aluminium, roestvrij staal,
plexiglas, pvc, maar ook verfijnde combinaties van wit goud met zilver.
Hetzelfde object werd zowel in kostbaar witgoud als in 'ordinair' pvc
uitgevoerd. (...) Van Leersum gaf zich over aan vormonderzoek. Met dunne
potloodlijntjes op het platte vlak legde ze de basis voor de driedimensionale
objecten. Via minimale verschuivingen werkte ze toe naar de ideale, geabstraheerde,
vorm. Soms zijn de ontwikkelingen zo minimaal dat er nauwelijks verschillen
zijn te ontdekken. Uit de hals- en armsieraden spreekt één
grote toewijding aan het concept.
|
|