BRONNENBUNDELS
 


Jan Steen

Bruegel heeft een bijna onbegrensde invloed op de genreschilderkunst* in de Noordelijke Nederlanden uitgeoefend. Niet alleen vonden zijn prenten en de kopieën van zijn schilderijen een ruime verspreiding in het noordelijk gebied, maar ook werd het vernieuwend karakter van Bruegels werk uitgedragen door een aantal Antwerpse schilders die met zijn werk vertrouwd waren en die door de ontwrichtingen, die het gevolg waren van de tachtigjarige oorlog, naar het noorden werden gedreven. (...) Er bestaat een nauw verband tussen de Nederlandse genreschilderkunst en het vaderlandse taalleven en de volkscultuur, waarvan de spreekwoorden zo'n belangrijk bestanddeel vormden. (...) De schilder die zich het meest intensief met de uitbeelding van spreekwoorden en zegswijzen heeft beziggehouden was Jan Steen, die de tekst dikwijls een opvallende plaats in zijn compositie geeft. Een onderwerp dat hem bijzonder nauw aan het hart lag - de opvoeding van het kind - kreeg gestalte in de visualisering van het spreekwoord 'Soo de Oude Songen, soo pypen de jonge'.

Uit: Christopher 8rown, Nederlandse genreschilders uit de 17de eeuw, Amsterdam 1984
Jan Steen, Het vrolijke huisgezin, 'Soo de Oude Songen, soo pypen de jonge', 1669

Van dit schilderij bestaan verschillende versies, waarop steeds een rommelig huishouden te zien is, waarin de kinderen de laakbare gewoontes van de ouderen imiteren. Op het schilderij uit 1669 in het Rijksmuseum bijvoorbeeld staat de tekst van het spreekwoord op een stuk papier dat tegen de schoorsteen is bevestigd. De bezigheden van de kinderen verwijzen naar verschillende betekenissen van het woord pijpen, dat behalve 'een pijp roken' en fluiten ook een erotische betekenis heeft. We zien dus niet alleen een aantal blaasinstrumenten - kromhoorn, doedelzak en fluit - maar ook kinderen die een pijpje roken, terwijl het kleine kind op de voorgrond op het punt staat de smalle tuit of pijp van een kruik aan de mond te zetten. (...)

In de genreschilderkunst is de figuur van de kwakzalver talloze malen uitgebeeld: als een hardhandige bedrieger, als een grappenmaker of als symbool van dubbelhartigheid. Een uniek verschijnsel is dit allerminst, want ook door Italiaanse, Franse en Engelse schilders uit de zeventiende eeuw werd de kwakzalver als verpersoonlijking van het bedrog weergegegeven.Vooral Jan Steen heeft de charlatanerie van deze zogenaamde beoefenaren van de geneeskunst met satirisch genoegen aan de kaak gesteld. Zijn kwakzalver is een bultenaar met een overdreven lange onderkaak en een hoge zwarte hoed, wiens gebaren zo suggestief zijn dat we ons toeschouwers wanen van een stukje volkstoneel, waarin de assistenten van de dokter de patient tijdens de operatie in bedwang moeten houden.( ...)

Alle elementen van het sinterklaasfeest- de geschenken van de goedheiligman voor de brave kinderen, de roe van Zwarte Piet voor de stoute kinderen en de traditionele lekkernijen - vinden we bijeen op Het Sint Nicolaasfeest van Jan Steen: het kleine meisje op de voorgrond torst haar geschenken, terwijl haar oudere broertje die een traan uit zijn oog wrijft, wordt bespot omdat hij een roe in zijn schoen heeft gekregen. De grootmoeder op de achtergrond wenkt naar hem, terwijl ze met een veelbelo-vend gebaar het beddegordijn opzij schuift; rechts van haar wijst een oudere jongen het kind op zijn arm, dat een peperkoek vasthoudt, op de schoorsteen om te laten zien hoe Sinterklaas en Zwarte Piet hun goede gaven hebben bezorgd. Op de voorgrond zien we een zorgvuldig gecomponeerd stilleven met speculaas, peperkoeken, 'appeltjes van de boomen', wafels, noten en andere zoetigheden, die onverbrekelijk verbonden waren met het sinterklaasfeest. (...)

Jan Steen, Het Sint Nicolaasfeest; ca. 1667
De atmosfeer van De boerenbruiloft van Jan Steen sluit nauw aan bij Bruegels Boerenbruiloft. Het bruidspaar zit wat verloren te midden van de rumoerige gasten. Een vrouw in het midden heeft een kookpot op haar hoofd gezet en zij houdt een grote lepel in haar hand - kookpot en lepel zijn attributen van de gulzigheid, zoals ook bij Bruegel te zien is. Op deze manier verwijst Jan Steen, die in de realistische trant van zijn tijd schilderde, naar de allegorische voorstelling van zijn voorganger. Ook Steens Boerenbruiloft van 1672 past in de bruegeliaanse traditie. De bruid, die door een groepje weinig timide jongemannen wordt omgeven, is rechts aan de tafel gezeten, terwijl de bruidegom van haar afgewend stevig zit te drinken. Op de voorgrond zien we een man met een voorschoot, vermoedelijk de kastelein, die op de muziek van het strijkje een dansje maakt en een jonge vrouw uitnodigend bij de hand vat. Met de introductie van dit paar heeft Jan Steen aan zijn voorstelling het element van het ongelijke paar' toegevoegd, een element dat (...) inhield dat met de liefde tussen een oudere man en een jonge vrouw (of tussen een oudere vrouw en een jonge man) de spot werd gedreven. (...)

Jan Steen, Boerenbruiloft, 1672

Op ditzelfde schilderij heeft Jan Steen nog een tweede visueel intrigerend element geïntroduceerd: links op de voorgrond plaatste hij een jonge man en een meisje die hand in hand het tafereel observeren: de indruk wordt gewekt dat de bruiloft een toneelstuk is dat terwille van hen wordt opgevoerd. Hierbij denken we aan de 'tafelspelen' die in de zestiende en zeventiende eeuw door amateur-toneelspelers of door rederijkers rond de tafel of voor de schouw werden opgevoerd, waarbij de tekst dikwijls specifiek voor een jonggehuwd paar werdgeschreven. Het heeft er alle schijn van dat Jan Steen vanuit zijn sterke belangstelling voor theatrale effecten ons - of beter gezegd het jonge paar ter linkerzijde - een tafelspel voorzet, dat als waarschuwing voor de verleidingen van het ongelijke huwelijk moet dienen.