BRONNENBUNDELS
 


Strip- en filmmakers leden van hetzelfde gilde

In feite hebben striptekenaars en filmregisseurs dezelfde opdracht uit te voeren: aan de hand van een scenario een verhaal vertellen door met een serie plaatjes de illusie van beweging op te wekken. Zo bekeken is een comic een film in vlugschrift, in steno, een blauwdruk voor een film. Qua vorm, stijl en inhoud, qua beeldgrammatica zijn strip en film identiek. De twee media trekken al decennia met elkaar op. Zo is de manier van doen van stripfiguren uit de jaren twintig en eerder te vergelijken met het acteren van sterren uit de 'stomme' film: groteske gebaren en extreme emoties. De strippersonages speelden hun rollen in een scène waarvan de beeldhoek nooit veel veranderde. Het leek alsof zij voortdurend op dezelfde afstand van de tekenaar aanwezig waren, helemaal op de manier waarop in het prille begin van de filmkunst toneelmatig de opnamen werden gemaakt. Er zijn nogal wat definities te geven en te bedenken voor het begrip stripverhaal.

Uit: Thomas Leeflang, De wereld va de strip. Houten 1988

De eenvoudigste analyse van de comic (al is er vaak niets komisch aan te ontdekken) is dat een strip bestaat uit stroken plaatjes die een verhaal vertellen. Komt daar tekst aan te pas, in welke vorm ook (in balloon of in blokjes onder de prent), dan hoort die onmisbaar te zijn om het verhaal te kunnen begrijpen. (...)De bekende Amerikaanse kranten-magnaat en comic-fanaat William Randolph Hearst gaf de 19-jarige Rudolph Dirks de kans als cartoonist door te breken: op 12 december 1897 verscheen de eerste krantestrip in dagbladen van Hearst. Dirks' stijl is veel nageaapt; hij is min of meer de uitvinder van de tekstballon van de strip. Als het om de uitvoering van de comic gaat, bedient en bediende de tekenaar zich van een kadering die ook wordt en werd gehanteerd door de film- en tv-regisseur. (...)

Klanknabootsende woorden

Striptekenaars leggen een grote mate van inventiviteit aan de dag als het er om gaat het ontbreken van geluid en beweging in strips, te omzeilen, te verdoezelen bijna. Binnen het kader van iedere afzonderlijke striptekening is het de afstand van de scène tot de 'camera' (de kijker dus), kortom het 'camerastandpunt' uit de filmkunst die bepaalt in welk perspectief iets in het beeldverhaal zichtbaar wordt. Het is niet verwonderlijk dat in de stripindustrie voor het aangeven van dergelijke zaken de terminologie uit de cinematografie wordt aangewend; de accentuering van een detail noemt men 'close-up; een medium-shot is een halftotaalopname van de stripfiguur, afgebeeld van kniehoogte tot en met het hoofd; een long-shot is een wijdhoekopname, een panoramische afbeelding van een binnen- of buitenlocatie.

Ook de hoogte van de 'papieren' camera is gelijk aan die welke de filmcamera doorgaans inneemt, vanaf een heel laag standpunt, zoals een klein kind de situatie zou overzien (kikvorsperspectief), ter hoogte van de ogen van een staande volwassen persoon (normaal standpunt) of vanuit de lucht, alsof de camera onder een helikopter hangt en de personages of locatie laat zien vanaf grote hoogte (vogelperspectief). (...) In het suggestief 'hoorbaar' maken van het ontbrekend geluid heeft de cartoonist allerlei slimme grafische oplossingen gevonden, zoals het gebruik van kapitalen, het buiten het kader laten vallen van woorden als BOEM! of BLAW! Beweging is misschien wel het lastigst in een strip aan te brengen, hoewel sommige tekenaars ook daarin zeer bedreven zijn. Het bekendst zijn de bewegings- of vaartlijntjes, die de indruk wekken dat een voorwerp of figuur zo vlug voorbijschiet dat de tekenaar nauwelijks de tijd heeft gehad het te tekenen.


 
Beweging wordt ook gesuggereerd door de montagetechniek uit de film toe te passen, compleet met opeenvolging van close-up, half-totaal, medium-shot enzovoort. De tekenaar kan personages van opzij 'aanschieten' met zijn 'camera', maar ook van achteren en 'en face'. Vooral na de Tweede Wereldoorlog, als de filmische manier van werken in de strip bij veel tekenaars gemeengoed wordt (niet elke cartoonist doet er overigens aan mee), is in de comics dikwijls het over the shoulder-shot te bekijken. De dialoog komt meestal in een balloon; gaat het om achtergrond'geluid' of speciale effecten, dan staat de striptekenaar een heel arsenaal klanknabootsende woorden ter beschikking: onomatopeeën die kunnen variëren van het overbekende BOING! tot WROOEM!. Hoe groter de gebruikte letters en hoe dikker, hoe harder het geluid geacht wordt te klinken. Geven films min of meer de realiteit weer zoals die wordt geregistreerd door de camera, de tekenaar kan alles weergeven wat zijn geestesoog passeert als hij het scenario van zijn schrijver doorneemt. Het hangt van zijrí talent af waar zijn beperkingen liggen.