BRONNENBUNDELS
 


Peter Struycken

Kenmerkend is zijn systematische aanpak, gevolgd door intuitieve beslissingen.

In voorgaande jaren had Struycken computerprogramma's ontwikkeld voor tweedimensionaal werk, waarbij op een televisiescherm kleuren werden bepaald door de interferentie van drie sinusgolven (voor de drie primaire lichtkleuren) en waarbij invloed op het beeld kon worden uitgeoefend door die golven te moduleren. Wat mogelijk was voor twee dimensies, bleek tevens mogelijk voor drie dimensies, door de golven niet alleen in de x- en y-richting maar ook in de z-richting te laten lopen. 'Programmatisch was dat niet zo'n grote stap, conceptueel wel', schreef Struycken achteraf. 'Ik zou een kleurruimte hebben die in principe oneindig groot was en waarin alle kleuren als functie van tijd, voortdurend veranderden als gevolg van de steeds veranderende interferenties van gemoduleerde lopende golven'. (...)

Uit: Carel Blotkamp, Het werk van Peter Struycken in K & W. Utrecht 1991
Peter Struycken, Decoratie K&W gebouw Utrecht, 1991

Veel tijd vergde in het ontwerp voor het K & W gebouw in Utrecht het construeren van een kleurstructuur waarmee het stelsel van panelen op bevredigende wijze zou kunnen worden ingevuld: bevredigend volgens het criterium van een goede dosering van orde en afwisseling. Enerzijds wilde Struycken graag dat het gebouw als geheel door de kleur een gevarieerd aanzien zou krijgen; anderzijds dat de verschillende ruimtes een zekere eigen sfeer zouden hebben. Met dat doel voor ogen zette hij zich aan het vullen van het 'kleurenbad'. Op het beeldscherm genereerde hij een kleurenruimte in de vorm van een open kubus, waarvan de bodem overeenkwam met de vierkante plattegrond van het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen en de perspectivisch weergegeven zijvlakken met de gevels. Zo kijk je als het ware van boven in het gebouw. Weliswaar zijn hiermee alleen de begrenzingen van de kleurenruimte gegeven maar wat zich op die vlakken afspeelt geeft de geoefende kijker die Struycken is voldoende indruk van wat zich daarbinnen afspeelt.

Bodem en zijvlakken van de kubus zijn in kleine vlakjes verdeeld, overeenkomstig het stramien van de architectuur. Door de golven van de drie lichtkleuren te moduleren en door de kleurenkeuze te beperken (uiteindelijk tot een reeks van 24 sterke en 24 zwakke kleuren) probeerde Struycken een structuur te vinden die aan zijn wensen voldeed. In elk stadium van het ontwerpproces kon hij trouwens met behulp van computeranimatie een beeld oproepen van de kleurenconstellaties zoals ze er concreet in het gebouw uit zouden zien, zowel in een totaalaanzicht van boven af als in de afzonderlijke zalen en kamers. Op deze wijze werkte hij langzaam maar zeker toe naar het eindresultaat. Binnen dit alomvattende project heeft Struycken twee bijzondere momenten ingebouwd, waarvan één in de grote zaal. (...) Langs de achterwand van het podium diende een plastisch scherm te worden aangebracht om het geluid goed te verstrooien. Omdat kleur daar waarschijnlijk afleidend zou werken koos Struycken voor een reductie van de kleurstructuur tot enkele nuances tussen wit en zwart, zich voorstellend dat handen en gezichten van musici en hun instrumenten tegen zo'n achtergrond goed zouden uitkomen.

Proefondervindelijk, zo gaat Struycken te werk. Wie de bakken met dia's ziet die hij in de ontwerpfase van een project produceert om verschillende mogelijkheden te kunnen vergelijken en keuren, wie meemaakt hoe hij tastend en zoekend een nieuwe beeldende oplossing probeert te vinden voor het probleem dat hij zich stelt, raakt al snel genezen van de gedachte dat zijn werkwijze cerebraal of wetenschappelijk van aard en daarmee strijdig met het artistieke scheppen zou zijn, een odium dat het gebruik van een computer nog steeds heeft. (...) De ingreep die de honderden kleurpanelen op het interieur van het K & W gebouw doen is groot maar hij gaat niet ten koste van de architectuur, integendeel, die wordt juist verhelderd door de herhaling van de beeldbepalende elementen uit de gevel. Dat is met name het geval in de grote zaal die dwars door het gebouw heen tot aan het dak reikt en daglicht van boven ontvangt. De kleurpanelen, die de omringende verdiepingen markeren, maken de hoge ruimte tot een eigentijds equivalent van een gotische kathedraal met gekleurde ramen.

 
Door de grote hoeveelheid panelen krijg je hier een goed beeld van de kleurstructuur. Daarbinnen tekenen zich gebieden af met geleidelijke overgangen (de groen-gele vlakken boven het podium) en gebieden met sterk contrasterende kleuren. In de studeervertrekken op de bovenverdieping is het aantal panelen gering en liggen de kleuren soms dicht bij elkaar (zeker bij de panelen die ruggelings aan dezelfde muur zijn bevestigd, meer dan bij de panelen op tegenoverliggende wanden) maar ook hier kan zich plotseling een baan van een sterk afwijkende kleur door de ruimte slingeren. Voor de individuele concertganger is er de verrassing van de grote zaal met haar blinde vensters in uitdagende kleuren, staf en studenten van het conservatorium hebben toegang tot het zich door alle ruimtes heen voortzettende kleurenlabyrint, waarin zij wellicht geleidelijk iets van structuur gaan herkennen. Maar wat vooropstaat is dat de kleur karakter verleent aan het neutrale interieur en de waarneming van de omgeving tot een ware belevenis maakt.