BRONNENBUNDELS
 


Vincent van Gogh: De bevrijding van de lokale kleur

Voor Van Gogh vormde de vrij door hem gekozen basiskleur van zijn schilderijen, die aanvankelijk nog zeer donker was, het expressiemiddel bij uitstek. Doordat hij zichzelf losmaakte van de lokale kleur, dat wil zeggen van de nauwkeurige weergave van de natuurlijke kleur van het motief, kreeg hij de vrijheid om in zijn schilderijen uit te drukken wat hij werkelijk wilde: zijn gevoel en zijn gedachten over het donkere noodlot van al wat leeft. Met 'De aardappeleters' wilde hij het zwarte leven van de armen schilderen. Daarom zette hij ze, met voorbijgaan van de lokale kleuren van mensen en dingen, in zulke donkere kleuren op, dat hij voor het wit 'bijna geen wit hoefde te nemen, maar eenvoudig de neutrale kleur die ontstaat als men rood, blauw en groen mengt'. De vrij donkere, grauwe kleur werkt in het schilderij als wit. Het uitgangspunt van zo'n schilderij werd dus bepaald door zijn fantasie, waarbij hij een gevoelsmatige belevenis geheel in kleuren uitbeeldde.

Uit: Kurt Badt, Die Farbenlehre van Goghs. Keulen, 1981

Later in datzelfde jaar vond hij nog steeds dat echte schilders geen lokale kleuren schilderen, maar voegde er nu aan toe dat een schilder er goed aan deed als hij, in plaats van uit te gaan van de kleuren van de natuur, de kleuren van zijn palet als uitgangspunt nam. Daarmee stelde hij zich op het standpunt van een kolorist als Delacroixl, die zich naar zijn zeggen elke morgen door zijn palet liet inspireren om aan het werk te gaan. (...) De werkelijkheid waarnaar Van Gogh werkte (hij was niet in staat om zo maar iets te bedenken) werd voor hem alleen bindend voor de logische opbouw van de samenhang in vorm en kleur. De feitelijke kleuren waren op zichzelf beschouwd voor hem niet langer maatgevend. Voor Van Gogh werd ook een tweede punt van Delacroix 1) kleurenleer belangrijk, de inwerking van kleuren op elkaar. Naast elkaar geplaatste kleuren werken op elkaar in.

1) de Franse schilder Eugène Delacroix (1798-1863)

Ze kunnen elkaar versterken maar ook afzwakken. Dit door Delacroix opgemerkte verschijnsel komt voort uit de structuur van het menselijk oog en geldt daarom zowel voor het natuurlijke als voor het geschilderde beeld. (...) Delacroix maakte een schema van de werking van kleuren op elkaar. Bij deze kleurendriehoek hoort de verklaring: Uit de drie grondkleuren vormen zich door vermenging de mengkleuren. Als men aan een mengkleur de tegengestelde primaire kleur toevoegt, breekt men die kleur af, dat wil zeggen men verkrijgt de noodzakelijke mengkleur. Met andere woorden, om blauw af te zwakken tot een mengkleur, voegt men oranje toe, om geel af te zwakken violet en bij rood groen. Het gaat hierbij om een optische vermenging, niet om het mengen van de verfsubstantie. Van Gogh vond dit van zo'n belang, zowel voor zichzelf als voor de schilderkunst in het algemeen, dat hij voor zijn broer Theo een hele verhandeling hierover overschreef. Delacroix kwam instinctief tot deze later ook theoretisch ontwikkelde kleurenleer en paste haar in zijn werk toe.


Eugène Delacroix, Mengschema van primaire kleuren

Symbolische toepassing van de complementaire kleurcontrasten

Getrouw aan zijn aard bekeek Van Gogh de complementaire kleuren eveneens op hun symbolische toepasbaarheid. In de zomer van 1884 beschreef hij zijn broer een motief dat 'goed de zomer uitdrukte'. De belangrijke kleuren van dit motief, vrouwen die op hun weg tussen het rijpende koren naar hun werk gaan, waren donker goudblond, roodachtig goudbrons voor de korenvelden, gebroken kobaltblauw voor de lucht, indigo in plaats van zwart (de kleren van de vrouwen), roodachtig paars (het pad) en groen (het onkruid). Van Gogh vond het niet gemakkelijk een zomerzon-effect te vinden dat even rijk als eenvoudig en even aangenaam voor het oog was als de karakteristieke effecten van de andere jaargetijden.


 
Zijn idee voor de kleurensymboliek van de vier jaargetijden luidde: tere kleuren voor de lente, groen voor het jonge koren en rose voor de appelbloesem. De herfst geeft het contrast van de gele bladeren tegen violette schakeringen. De winter is de sneeuw met tere silhouetten. Als men nu voor de zomer het contrast van verschillende kleuren blauw tegen een oranje element in het goudbronzen koren neemt, kan men op die manier precies met elk van de complementaire kleurcontrasten rood-groen, blauw-oranje, geel-violet en wit-zwart een schilderij maken dat de stemming van de jaargetijden goed uitdrukt. Dit schijnt de eerste keer te zijn geweest dat bij Van Gogh de gedachte opkwam aan een schilderijenreeks gebaseerd op kleursymbolen.
Na een serie doeken die nog een impressionistische benadering laten zien -waaronder verschillende bloeiende amandelbomen - probeerde Van Gogh langzamerhand zijn kleurenschema's op te voeren en de vormen te vereenvoudigen. Hij was zich natuurlijk wel bewust van die ontwikkeling, want hoewel hij over het algemeen onder de druk van zijn emoties schilderde, liet hij nooit na zijn werk achteraf te analyseren. (...) Van Gogh paste steeds meer effen vlakken toe, vaak omgeven door krachtige donkere contouren. Daarbij voegden zich experimenten in textuur die de eentonigheid van gelijkvormige oppervlakken ophieven door de levendigheid van de duidelijk zichtbare penseelvoering. Hij schilderde met penselen waar de verf als het ware afdroop en bracht de kleur in dikke lagen op.
Uit: John Rewald, Post-impressionism. New York 1956

 

Voor de achtergrond nam hij penseelstreken die op latwerk of gevlochten manden lijken; voor de lucht gebruikte hij levendige stippen als contrast tegen de brede penseelstreken waarin het landschap was uitgevoerd. In andere gevallen gaf hij elke vorm weer met golvende lijnen die de vorm op een bijzondere wijze benadrukken. AI naar zijn behoefte gebruikte hij allerlei soorten penseelstreken binnen hetzelfde schilderij, waardoor hij het contrast ervan aanzette en tegenstellingen creëerde die nog eens bovenop de kleurcontrasten komen. Soms gebruikte hij niet alleen arceringen, stippen of krachtig uitzwaaiende lijnen, maar drukte hij inderdaad de verf direct uit de tube op het doek. In veel gevallen lijkt Van Gogh te tekenen met zijn penselen, doordat hij elke streek zo neerzet dat deze een rechte of gebogen lijn of een vlek vormt en doordat hij het hele schilderij opbouwt door een opeenstapeling van duidelijk zichtbare verfstreken.

Vincent van Gogh, De maaier, 1889

 


Uit: Kurt Badt; Die Farbenlehre van Goghs. Keulen, 1981

Het lot verbeeld door licht en kleur

Van Gogh stond op gespannen voet met het impressionisme. Hij had er weliswaar banden mee, omdat hij in Arles ook tot een 'zonneschilderen' was gedwongen, waarbij het licht als een wezenlijk element naar voren kwam. Maar hij stond tegenover de impressionisten, omdat hij heel andere dingen met dit licht wilde uitdrukken dan zij. Hij wilde niet de door het licht bewegende, blijmakende en versmeltende vormen in kleuren laten vervloeien, maar de geweldige, vernietigende, verzengende kracht van het licht weergeven. Kleuren moesten deze kracht opvangen en in stand houden, ja zelfs tegemoet treden als zegevierende en reddende machten. Weer ging het hem erom het noodlot voor te stellen, maar nu op een hoger niveau dan vroeger. In zijn laatste scheppingsperiode heeft Van Gogh zulk soort bedoelingen gehad en is hij zich daar in alle duidelijkheid van bewust geworden.

Hij schaarde zich openlijk bij de schilders van het persoonlijke gevoelsleven en wendde zich, verrijkt door zijn vele ervaringen, op een hoger niveau opnieuw tot Delacroix. Het zuiden had zijn wens vervuld en hem daartoe in staat gesteld, want zoals hij aan Theo schreef was hij naar het zuiden gegaan, omdat hij het gevoel had dat hij zonder kennis daarvan niet in staat was de techniek van Delacroix te begrijpen. Voor Van Gogh hield deze techniek een bijzondere symboliek in en om deze symboliek ging het in de laatste fase van zijn kleurentheorie. Daarmee werd zijn ideeëngoed pas volledig zichtbaar. In al zijn verschillende periodes ging het niet om de zuivere praktijk van het schilderen, om techniek alleen, maar streefde hij ernaar de middelen te verwerven om een geestelijke bedoeling uit te drukken, namelijk om de macht van het noodlot uit te beelden in de gegevens of elementen van de natuur.