![]() |
BRONNENBUNDELS |
Peter Struycken In een gegeven opdrachtsituatie ontwikkelt Peter Struycken al in een vroeg stadium een globaal idee van een mogelijk eindproduct, maar de keuzes die hij doet moeten volgens de methode van trial and error worden beproefd op hun bruikbaarheid. De kleurstructuur wordt aangepast, in samenhang met de soort, de maat en de plaats in de ruimte van de elementen die gekozen worden om de structuur zichtbaar te maken. In dit ontwerpproces bewijst computeranimatie onschatbare diensten. Met behulp daarvan kan Struycken op een kleurenmonitor beelden genereren die een goede indruk geven van het ruimtelijk effect van het werk in wording. Hij kan ad libitum alternatieven oproepen en die onderling vergelijken en hij kan bovendien onmiddellijk de gevolgen zien van de sturende ingrepen die hij verricht. |
Uit: Carel Blotkamp,
K&W herbouwd voor de kunsten. Utrecht 1991 |
|
Zo is ook het ontwerp voor het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen in Utrecht 1) tot stand gekomen. Naar een uitgangspunt dat zijn werk zou verbinden met de architectuur hoefde Struycken in dit geval niet lang te zoeken. Het gebouw vertoont, geheel volgens de neoclassicistische traditie, een rigoureus doorgevoerde orde. De plattegrond is exact vierkant en symmetrisch ten opzichte van de as die van de ingang door de grote zaal loopt. Aan plan en opstand ligt een vast stramien ten grondslag dat in het exterieur met name afleesbaar is aan de regelmatige plaatsing van de ramen, die per etage alleen in hoogte verschillen; de roedeverdeling is gelijk. 1) het door brand vernielde neoclassicistische gebouw werd in 1991 gerestaureerd. |
||
De repetitie van ramen bepaalt in hoge mate het visuele karakter van het gebouw en dat deed Struycken ertoe besluiten om zijn ontwerp voor het interieur daarvan af te leiden. Elke gevel werd als het ware doorgedrukt op de daaraan parallel lopende binnenwanden. Op de plaats van de vensters werden in maat en verdeling corresponderende kleurpanelen geprojecteerd, behalve daar waar deuren of technische voorzieningen dit onmogelijk maakten. Zo vormt het interieur een echo van het exterieur. Dat komt trouwens overeen met de oorspronkelijke bouwkundige opzet. In de grote concertzaal is de plaatsing van de gevels herhaald in het reliëf van de wanden. De kleurpanelen voegen zich als vanzelfsprekend in de ingelaten muurvlakken. Veel meer tijd vergde het construeren van een kleurstructuur waarmee het aldus gevonden stelsel van panelen op bevredigende wijze zou kunnen worden ingevuld: bevredigend volgens het criterium van een goede dosering van orde en afwisseling. |
||
Enerzijds wilde Struycken graag dat het gebouw als geheel door de kleur een gevarieerd aanzien zou krijgen; anderzijds dat de verschillende ruimtes een zekere eigen sfeer zouden hebben.( ...) In de grote zaal diende langs de achterwand van het podium een plastisch scherm te worden aangebracht om het geluid te verstrooien. Omdat kleur daar waarschijnlijk afleidend zou werken koos Struycken voor een reductie van de kleurstructuur tot enkele nuances tussen wit en zwart, zich voorstellend dat handen en gezichten van musici en hun instrumenten tegen zo'n achtergrond goed zouden uitkomen. |
||
![]() |
Peter Struycken, Decoratie K&W gebouw Utrecht, 1991 |
|
Uit: Adri Duivesteijn, Affichetekst NAI. Rotterdam 1994 |
Een estafette van architectuur en beeldende kunst Het ontwerp van het NAI-gebouw bood gunstige voorwaarden voor een relatie tussen architectuur en beeldende kunst waarin ze elkaar aanvullen en tegelijkertijd afzonderlijk betekenis hebben. Jo Coenen ontwierp een karaktervol, bijna sculpturaal gebouw. De opgave bestond eruit kunstenaars te vinden die in staat waren kunstwerken aan het gebouw toe te voegen met een eigen, even sterk karakter. Het lichtobject van Peter Struycken voegt een betekenis toe aan de arcade die zich over 170 meter, verdeeld over twintig portalen, onder het archiefgebouw van het NAI uitstrekt. Ieder etmaal voeren architectuur en beeldende kunst hier een estafette uit. Overdag is het de arcade van Coenen: een bijzondere plek en ook een stedebouwkundig gebaar dat stad en park scheidt en verbindt. Zodra het donker wordt, neemt Struycken de arcade over. De gaanderij begint dan aan een kleurrijk en altijd veranderend nachtleven; om zichzelf 's ochtend weer af te leveren bij daglicht en Coenen. |
|
Het kunstwerk van Struycken verrijkt zo de architectuur
van Coenen, terwijl omgekeerd het kunstwerk zonder de architectuur niet
had kunnen bestaan. In deze wisselwerking tussen lichtobject en gebouw
heeft het werk van Struycken ook een eigen autonome betekenis. Het is
een levend kunstwerk: iedere tien minuten verandert de kleurencombinatie,
het aantal combinaties is onbeperkt en het werk is per definitie nooit
'compleet' te zien. Ook binnen de tien minuten verandert er veel, niet
met het licht zelf maar met je beleving ervan; je staat in een rood portaal
en merkt dat je ogen aan het rood wennen zodat het rood in intensiteit
afneemt tot het bijna ophoudt rood te zijn, terwijl de kleuren in andere
portalen steeds dieper worden. Je doet enkele stappen, naar een blauw
portaal, en het spel begint opnieuw. Wat bij daglicht meestal ongemerkt
gebeurt - je ogen passen zich aan het gestaag veranderde licht aan - kun
je hier als in een laboratorium ervaren.
|
|