![]() |
BRONNENBUNDELS |
Gordijnen In de ontwikkelingsgeschiedenis van het gordijn treedt een langzame verschuiving op van bed- naar raamgordijnen. De aankleding van het Loo Net als de vroegere Franse en Engelse paleizen heeft Het Loo geen gangen. Alle kamers lopen in elkaar over. Van privacy was nauwelijks sprake. Zelfs niet voor Willem III en zijn vrouw. Hun slaapkamers zijn spiegelbeeldig aan weerszijden van de hoofdas gesitueerd. Mary's slaapvertrek bevindt zich nog op de oorspronkelijke plek. Er staat een laat 17de-eeuws staatsiebed afkomstig uit Nottingham House en een elegant kamerscherm dat, volgens de overlevering, door Mary en haar hofdames werd geborduurd. Inventaris: Het Loo 1713 Voor de inrichting van zijn verblijven deed Willem III omvangrijke bestellingen. Dit gold voor de door hem zelf gestichte huizen, zoals Soestdijk en Het Loo en de nieuwe vleugel van Breda, maar ook in de oudere stadhouderlijke huizen werd zeer veel vernieuwd en aangevuld. Evenals zijn voorouders bestelde ook Willem III daartoe verschillende reeksen wandtapijten. (...) Ook nu weer werden aanzienlijke hoeveelheden kostbare stoffen besteld, die als behangsel voor de vertrekken en als bekledingstof voor ledikanten en versierd damast behangen. De twee vergulde armstoelen en zes taboeretten waren, evenals het ledikant op hiermede harmonieërende wijze bekleed. Maar ook Prinses Maria zelf was zeer bedreven in het borduren en in haar kleine slaapkamer in het Stadhouderlijk Kwartier was het borduurwerk van het behangsel en de bekledingsstoffen door haar en haar medewerksters uitgevoerd. In 1685 werd begonnen met het jachtslot Het Loo, dat spoedig vergroot werd en met zijn fraai aangelegde, met fonteinen en vazen versierde tuin tot een der meest geliefde residenties van stadhouder-koning Willem III werd. |
Uit: Thera Coppens, Paleis Het Loo. in: Vitrine nr 8, 1993
Uit: S. WA. Drossaers en Th. H. Lunsingh Scheurleer, Inventarissen
van de inboedels in de verblijven van de Oranjes. 1567-1795. Den Haag
1974 |
|
Daniël Marot, Ontwerp voor een hemelbed |
|
|
|
Gordijnen
en meubels naar ontwerp van Marot (rechts) |
|
De hooggeplaatsen hebben 'slaepcamers' met 'ledikanten'. Ook worden wel 'paviljoens' genoemd. Soms is er sprake van een 'pavilloen' met een 'esel'. Een 'pavilloen' was waarschijnlijk het tentachtige bovenstuk van een hemelbed dat door een houten geraamte, de 'esel' op z'n plaats werd gehouden. Slaepcaemer van Haer Maj t. 86 Behangen met ses stucken bruin en groen damast met groene en witte
pluyse franjes. 87 Een ledikant behangen van tselve, een bruyn say tour
de [it. 88 Twee notenbomen armstoelen, acht vouwende tabouretten met dito
damast bekleed met saye overtreksels. 89 Twee witte glasgardijnen. 90
Een groote spiegel met een vergulde lijst. 91 Een vuirscherm van dito
damast. 92 Een ebenhoute tafeltje ingeleyt met bloemen op een vergulde
voet, twee dito geridons. 93 Een witte satijne matras en hooftpeuluwe,
twee witte bombazijne matrassen, twee sitze deekens, een watte deeken
op den hemel. 94 Een Portugaelse mat. 95 Twee zijde belkoorden (...) 105
De Hoop, Lieffde en 't Gelooff door Hondhorst 106 Een Benignitas door
Duval, een Lealta door denselven. Deze kamer is op Paleis Het Loo nauwgezet
volgens de inventaris heringericht. Bij de slaapkamer van Willem III is bij de herinrichting de inventaris minder goed gevolgd. |
||
Bedcamer van sijn conincklijke majesteyt. 540 Behangen met damast carmozijn voorsien met breed en smal goud passement met banden de geheele lengte en rondom de camer met festoenen van dito passement. 541 Twee glasgardijnen met rabatten voorsien met goude franjes en dito festoenen. 542 Twee notenbomen armstoelen bekleed met dito damast en breed passement, ses dito tabouretten, alles met overtreksels van carmosijn Engels taff. 543 Een ledikant van dito damast met festoenen, franjen en looffwerk met dito passement; een dito sprey. 544 Een house om 't bed met kleyn goud passement. 545 Een fijne citze deeken, een satijne matras, een dito hooftpeuluwe, twee witte bombazijne matrassen. 546 Een tafel, een spiegel, twee gerídons ingeleyt met koper en tin, met vergulde voeten. 547 Een vuirscherm van dito damast en breed passement. 548 Een armstoel van mat met dito damast en passement en een kussen van tselve stoff. |
||
Kamer van Willem III |
![]() |
|
Aan het begin van de inventaris van Het Loo worden veel gordijnen van 'armosijn' genoemd, een soort taftzijde die door ribbels mat aandoet. Later wordt het meer glanzende 'damast' gebruikt. Bij het huishoudelijk personeel is helemaal geen sprake van gordijnen. Slaepcamer van sijne coninklijke majesteyt 6 Twee witte armosijne glasgardijnen gevoert met linde streep met zijde koorden. De evolutie van het raamqordiin was in de 19de eeuw zo doorgeschoten dat er in het begin van de 20ste eeuw een krachtige tegenbeweging op gang kwam die een eind maakte aan de 'lappenwinkel' voor de ramen. |
|
|
Uit: Heleen Boterenbrood, Weverij De Ploeg van 1923 tot 1957. Tilburg z.j. |
Omstreeks 1900 zijn de eerste tekenen van een verandering in het interieur waar te nemen. Als reactie op de overvolle, drukke interieurs streefde een kleine groep mensen naar helderheid en eenvoud. Deze ontwikkeling zette omstreeks 1920 in bredere kring door en liep parallel met een vernieuwing in de architectuur. 'Het Nieuwe Bouwen', uitgedragen door de architectenvereniging 'de 8' en 'Opbouw'. Vormprincipes uit vroegere periodes werden losgelaten. Nieuwe materialen, nieuwe constructies en nieuwe productiemethoden zouden een doelmatige architectuur tot stand moeten brengen, die paste bij de eisen van een nieuwe maatschappij. De ideeën over het interieur ondergingen een ingrijpende verandering. De plattegrond van de woning werd het voornaamste uitgangspunt. De woning zou zo efficiënt mogelijk ingedeeld moeten zijn en gemakkelijk in het onderhoud. Ook het textiel dat in de woning werd gebruikt, moest overeenstemmen met de nieuwe principes in de binnenhuisarchitectuur. |
|
|
Een salon uit het einde van de negentiende-eeuw |
|
|
De zware gordijnen die het binnenkomen van licht en lucht
belemmerden, zouden moeten worden vervangen door overwegend katoenen stoffen.
Gordijnen zouden spaarzaam moeten worden toegepast, zodat het zonlicht
en de frisse lucht zo min mogelijk werden geweerd. De stoffen waren eenvoudig
van structuur en geverfd in heldere frisse kleuren. Verschillende auteurs
pleitten voor de toepassing van de nieuwe stoffen. Lauweriks merkte in
zijn boek 'Moderne Woninginrichting', op: 'De moderne tijd heeft gelukkig
veel vitrages, rolgordijnen en zware pluche-gordijnen, die blijvende stofnesten
zijn, grondig opgeruimd'. Van Rooy-Berlage zei in 'De nieuwe geest in
onze woning': 'De tijd van kunstig geplooide draperieën, van zware
donker groene of bordeaux rode velours, van franjes, kwasten en andere
versieringen ...., daar staat gelukkig een dikke punt achter. De moderne
huisvrouw rilt bij de gedachte aan deze sombere stofnesten en vergelijkt
daarmee haar heldere, eenvoudige raambekleding. (...) Over het algemeen
zijn de pogingen van de laatste tijd om betere stoffen te fabriceren,
niet genoeg te appreciëren. Er is katoen, linnen en het iets warmere
flanel, die aan het ene voordeel van was- zon- en lichtecht te zijn, een
tweede paren en wel de geringe prijs, terwijl misschien het derde punt,
de artistieke waarde nog het belangrijkst is.'
|
|
De vernieuwing in de architectuur en de binnenhuisarchitectuur zocht aansluiting bij de ideeën over de emancipatie van de arbeider. Hij zou niet langer door middel van zijn interieur moeten trachten tot de hogere stand te behoren, maar op zoek moeten gaan naar een interieur in overeenstemming met zijn klasse. Deze ideeën werden verspreid door verenigingen die tentoonstellingen organiseerden, lezingen hielden en brochures publiceerden, bijvoorbeeld de Amsterdamsche Coöperatieve Woningbouwvereeniging 'Samenwerking', die in 1921 in het Stedelijk Museum de Amsterdamsche Tentoonstelling voor Woninginrichting organiseerde. (...) De ideeën sloegen echter nauwelijks aan bij de doelgroep, de arbeiders. De prijzen van producten voor een functioneel interieur waren voor hen aan de hoge kant. Blijkbaar voelden niet alle arbeiders zich aangesproken door een interieur dat er eenvoudig uitzag. |