BRONNENBUNDELS
 


Aldo Rossi

In zijn autobiografie zet Rossi de oorsprong van zijn ideeën uiteen en zijn liefde voor het tekenen.

Ik had veel belangstelling voor voorwerpen, instrumenten, apparaten en gereedschappen en tekende urenlang koffiepotten, pannen en flessen. Ik hield vooral van de blauw, groen en rood geëmailleerde koffiepotten met hun bizarre vormen; het waren miniaturen van de fantastische architecturen die ik later zou tegenkomen. Nog altijd teken ik graag deze grote koffiepotten, waarvan ik me voorstel dat ze bakstenen muren hebben en dat je er binnenin kunt rondwandelen. (-) Omstreeks 1960 schreef ik L'architettura delta città - een schot in de roos. Ik was toen nog geen dertig en ik wilde een definitief boek schrijven: het leek me dat iets dat eenmaal opgehelderd was, voor altijd vastlag. Het renaissance-tractaat moest een apparaat worden dat vertaald kon worden in dingen. Ik minachtte de herinneringen en tegelijkertijd maakte ik gebruik van stedelijke indrukken; ik zocht achter de gevoelens de onveranderlijke wetten van een tijdloze typologie. De binnenplaatsen, de galerijen, de stedelijke morfologie zetten zich op de stad af met de zuiverheid van de mineralogie.

Uit: Aldo Rossi, Wetenschappe-lijke autobiografie. Nijmegen 1994

Ik las boeken over stedelijke geografie, topografie en stadsgeschiedenis als een generaal die alles over elk mogelijk slagveld wil weten - de heuvels, de passen, de bossen.Ik doorkruiste te voet de steden van Europa om hun opzet te begrijpen en ze in typen in te delen; als in een door eigenwaan gevoede liefde negeerde ik vaak hun geheime gevoelens, ik had genoeg aan het systeem dat ze stuurde. Misschien wilde ik me eenvoudigweg van de stad ontdoen. In feite was ik bezig mijn architectuur te ontdekken: een wirwar van binnenplaatsen, huizen in buitenwijken, daken en gashouders vormde mijn eerste verkenning van een Milaan dat mij fantastisch leek. (-) Ik zocht het spoor in de geschiedenis, ik probeerde het te vertalen in mijn eigen geschiedenis: zo breidden de typologie, de functionele zekerheid zich uit tot de wereld van de voorwerpen of keerden ze er naar terug: het huis in Borgo Ticino herontdekte de vissershutten, de wereld van het meer en van de rivier, een typologie zonder geschiedenis. Dezelfde huizen heb ik in het noorden van Portugal gezien, in Galveston in Texas en aan de rand van de Golf van Mexico.


Aldo Rossi, Plein met centraalbouw, 1977

Het leek me voortaan voldoende de voorwerpen opnieuw naar voren te brengen. Het rationalisme is nodig als de ordening; maar elke orde kan door gebeurtenissen van buitenaf, door historische, geologische of psychologische factoren in de war worden gebracht. (-) De architectuur of welk voorstel dan ook vergeten: dat was het doel van een onveranderlijke typologische keuze: die van de schilderkunstige en grafische constructies waarin de wijze van tekenen met het schrift versmolt, als het ware een hogere vorm van obsessief gekrabbel waarin het teken als tekening of als schrift kan worden gezien. Onlangs kwam mij weer een brief onder ogen die Paul Hofer me had gestuurd en ik was ontroerd door het strenge verticale en schijnbaar duidelijke handschrift, dat doet denken aan de gotische manuscripten en dat zelf tekening werd, precies als bij zijn landgenoot Paul Klee. (-)

Wat versta ik onder rationalisme?

Rationalisme is, tenminste in mijn architectuur, een manier om de dingen te begrijpen, architectuur te maken met de bedoeling: tegelijk voor de geschiedenis en de techniek, waarin de tijd zich met het nieuwe werk kan verbinden. (-) Het begrip type en typologie heb ik tot de uiterste consequentie doorgetrokken. De rationalistische architectuur baseert zich ten eerste op een levenswijze. Dat doet ze door de verschillende architectonische oplossingen, en deze oplossingen zijn typen. Ik versta onder type de definitie van de architectonische vorm; de centrale plattegrond, het gotische huis, de hof, de galerij en andere voorbeelden van deze soort. In de architectuurgeschiedenis is de typologie van de centrale plattegrond een precieze, juiste voorstelling van architectuur en dus van een geometrische vorm die zich in het historisch proces heeft ontwikkeld. Als Palladio zo'n centrale plattegrond voor een villa gebruikt, ontheiligt hij, als ik zo mag zeggen, een typologie die met de kerkelijke centraalbouw een religieuze betekenis heeft aangenomen. Palladio gebruikt het type om een residentie te bouwen en definieert zo, door een typologisch proces, het type van het burgerhuis tot in deze tijd. (-)


Uit: Aldo Rossi, Voorwaarden voor mijn werk. In: Panorama van de avant-garde KMA Architectuur Arnhem 1981
 

Typen van wonen, uit de stadsarchitectuur ontwikkeld

De woning kan, minder dan welke andere architectuur, een voorwerp van uitvinding zijn. Zij volgt veel meer uit een eeuwenoude levenswijze, uit oude tradities en moderne techniek. In alle steden van Europa toont de typologie van de huizen de ware leefwijze van het volk. Pas de laatste tijd wordt deze typologie vernietigd, niet door de architectuur maar door speculatie. Juist de rationalistische architectuur kon de oude woonhuistypen nieuwe tekens en kenmerken verlenen, zoals bijvoorbeeld de galerij en de hof. In mijn woonhuisontwerpen baseer ik mij op die typen van wonen, die zich in een lang proces van stedelijke architectuur ontwikkelden. De elementen van deze ontwerpen zijn het portiek, overdekte straten, het plein en de hof, de corridor en de straat in relatie tot elkaar. Dit zijn de belangrijkste elementen. Daarom moeten wij in deze woningen deze elementen ook vastleggen. Het experiment van de functionalisten een bestaansminimum vast te leggen, waar het leven van een huisvrouw of welke andere bewoner tot in detail georganiseerd was, waar iedere beweging ingecalculeerd werd, is uiteindelijk reactionair. (-)

Verandering van de vorm bij bestaande vormen

De grote architectonische vormen uit het verleden, die met een begrip uit de urbane geografie van de Franse school, de permanente, constante wordt genoemd, bepalen de vorm van de stad. Zij zijn de stad, en zoals in enkele gevallen bij de antieke stad - zoals Ospedale Maggiore in Milaan, de arena's in Arles, de brug in Cordoba, de natuurlijke elementen van de stad. Wij herkennen daarin de overgang van architectuur naar geografie, van architectuur naar het natuurlijke object, waardoor ze het hoogtepunt van de architectuurontwikkeling tonen. Het ambachtelijk gemaakte object wordt tot steen, tot teken en bepalend object. De architectuur krijgt op die manier een dubbele betekenis, van natuurlijke en chronologische tijdsaanduiding.


Uit: Bonnefanten-museum, Maastricht

Het Bonnefantenmuseum

Begin jaren '90 kreeg Rossi de opdracht voor de nieuwbouw van het Bonnefantenmuseum in Maastricht. Hierin zijn veel van zijn ideeën over architectonische vormen en de samenhang met de omgeving terug te vinden.
Museumarchitectuur is in de mode, misschien zelfs zozeer dat de aandacht wordt afgeleid van de functionele eisen die aan een museumgebouw worden gesteld. In onze ogen is een museum op de eerste plaats een instrument voor het tonen van collecties en exposities. In plaats van een poging te doen het basisconcept van wat een museum is opnieuw te definiëren, heeft het Bonnefantenmuseum zich geplaatst in een lijn van klassieke museologie door de aandacht te concentreren op de vernieuwde toepassing van bestaande, maar geslaagde, architectonische elementen zoals natuurlijke lichtinval en de toepassing van een monumentale trap die de as vormt van het bezoekerscircuit met een duidelijke geleding van ruimten.
Aldo Rossi is uitgenodigd om een krachtig, maar sober, kader te scheppen waarin de kunstwerken zelf op waarde worden geschat. Hij is tevens in staat gebleken tot het creëren van een poëtische meerwaarde. Hij heeft klassieke architectonische schema's voor musea zodanig getransformeerd dat een vertrouwde en tegelijk volstrekt nieuwe compositie ontstaat.

Aldo Rossi, Ontwerptekening voor het Bonnefanten-
museum

Aldo Rossi, plattegrond en Doorsnedes

 
 

De structuur van het gebouw

Een aantal uitgangspunten heeft de structuur van het gebouw bepaald. De directie van het museum wilde de drie verschillende collecties in één gebouw onderbrengen, dat een daglichtmuseum moest zijn. Voor een daglichtmuseum is een gebouw met verschillende vleugels de beste oplossing. Bij een groter blok als bouwvolume zou het binnenste immers geen daglicht krijgen. De klassieke manier om een gebouw met vleugels te ontwerpen, waarin ook rondgang mogelijk is, is het carré. Rossi heeft een zijde uit de carré-vorm genomen en in het midden geplaatst, waardoor de E-vormige plattegrond ontstond. De rondgang vindt nu plaats binnen één vleugel. Er is gestreefd naar een maximale integratie tussen gebouw en stad. De 'voorkant' van het museum aan de Avenue werd gekoppeld aan de andere 'voorkant' aan de Maas. De middenvleugel die al in een vroeg stadium zijn definitieve vorm kreeg verbindt beide voorkanten. De centrale trap koppelt de binnentoren aan de koepeltoren bij de Maas.

 
 

De entree

Bij binnenkomst loop je direct tegen een cirkelvormige ruimte aan, die in het midden van een vierkante hal staat. Dit is het onderste deel van de binnentoren. Deze binnentoren is, op de lichtbuis op het dak na, van buiten niet waar te nemen. Toch functioneert deze toren als oriëntatiepunt maar dan voor de binnenruimten. Op iedere etage kom je de kleiner wordende ronde vorm met ramen tegen en weet je dat je in de ruimte boven de entreehal bent. Eigenlijk vindt er binnen de vier etages een omkering van de vorm plaats; de ronde ruimte op de begane grond domineert de entreehal en is duidelijk een architectonische ingreep, op de derde etage daarentegen speelt de vierkante ruimte de hoofdrol en is de toren tot een object geworden. Vanwege de kleiner wordende diameter wordt hij ook wel telescopische lichttoren genoemd. Rossi heeft met deze binnentoren bewerkstelligd dat het daglicht, door de vier etages, tot op de begane grond van het gebouw doordringt. Deze is aan de binnenkant over haar volle hoogte in dezelfde aquamarijn-blauwe kleur geschilderd, zodat de materialiteit van de wanden min of meer oplost door de kleur en de lichtwerking. (-)

De trap

De monumentale trap is de centrale as van het gebouw. Niet alleen omdat hij op de middenas is geplaatst maar ook omdat hij de bezoekersstromen naar de tentoonstellingszalen op de eerste en tweede verdieping leidt. Hij is de schakel tussen het openbare gedeelte op de begane grond en de vertrekken waar de museale objecten te zien zijn en verbindt de twee torens met elkaar. De trap heeft voor Rossi de functie van een binnenstraat, het is net alsof hij tussen twee gebouwen doorloopt, het soort straatlantaarns bevestigt dit.
De trap is duidelijk een klassiek element welke bijvoorbeeld ook in musea zoals de Alte Pinakothek in München en het Stedelijk Museum in Amsterdam te vinden is. Alleen is hij hier bekleed met onbewerkt hardhout waardoor hij een heel ander, warm karakter krijgt. Het gebruik van houten balken in het dakspant is een verwijzing naar de scheepsbouwtraditie waarmee Nederland ooit groot is geworden (ook de kleinere metalen trappen naar de derde etage zijn in dat licht te zien). Bij zonnig weer ontstaat door dit dakspant een lichtschaduwwerking op de muur.

 
Aldo Rossi, De trap

De koepeltoren

De koepeltoren met zijn zinken bekleding is ontegenzeggelijk het meest markante element van de buitenkant en dient als herkenningspunt voor de omgeving. Zonder deze toren was het gebouw minder veelzeggend geweest. De koepeltoren, waarin het grand-café en een tentoonstellingszaal zijn ondergebracht, staat aan de rivierzijde van het gebouw. Hier krijgt de toren de ruimte om gezien te worden en als baken voor de omgeving te dienen. Of zoals Rossi zelf zegt, hij staat daar waar Nederland begint en eindigt, tussen rivier en zee, een krachtig symbool voor de Nederlandse topografische conditie. De Belvédère, de kroon op de toren, dient als uitkijkpost maar ook als metafoor voor het kijken, nergens in het gebouw krijg je zo'n compleet uitzicht te zien. Nog een manier waarop de architectuur de aandacht vestigt op het kijken is door de verschillende doorkijkjes, zoals boven aan de trap. De koepelruimte in de toren wordt gebruikt voor wisselexposities.

 
 

Open/gesloten

Het spaarzame gebruik van ramen en het strakke en vlakmatige van de buitengevels geven het gebouw een gesloten karakter. De accenten die Rossi op de muurvlakken heeft aangebracht (regenpijpen) zijn grafisch te noemen. De monumentale muurvlakken en de vierkante vorm geven het gebouw van buiten een streng uiterlijk. Het wordt daarom ook wel met een fort vergeleken, hetgeen vanuit beveiligingsoogpunt niet onwenselijk is. De Maaskant van het gebouw heeft met zijn twee binnenhoven en de glasgevels een veel opener karakter. Het uitzicht op de rivier en de beoogde variatie in licht krijgen zo vorm.

De omgeving

Aldo Rossi is een architect voor wie de architecturale context van een gebouw belangrijk is. Niet alleen de directe omgeving, met de Maas en de brug maar ook de context van de binnenstad van Maastricht met haar bouwgeschiedenis vanaf de Romeinse tijd en elementen uit de (Nederlandse) bouwtraditie speelden een rol in het ontwerpproces. De steunberen met de groene I-balken in de middenvleugel, refereren bijvoorbeeld aan de gotische kerken die ook in Maastricht te vinden zijn. Ook de Onze Lieve Vrouwekerk in Maastricht, met zijn twee markante torens, is niet aan zijn aandacht ontsnapt als je de buisvormige noodtrappenhuizen bij de koepeltoren bekijkt.

 
Karl Friedrich Schinkel, Altes Museum Berlijn


Joseph Paxton, Crystal Palace
 

Inspiratiebronnen

Rossi's directe inspiratiebron voor dit museum zijn zowel het Schinkelmuseum in Berlijn, als voorbeeld van een klassieke kunsttempel en het voormalige Crystal Palace in Londen, als voorbeeld van een moderne kijkfabriek geweest. De koepeltoren doet denken aan de beroemde renaissancekoepel van Brunelleschi in Florence, maar kan evengoed worden vergeleken met het industriële bouwen van deze tijd (de raket). Hetzelfde geldt voor de vloeren, Waltonzeil, een typisch industrieel product en onbewerkt hardhout voor de tentoonstellingszalen. Rossi heeft een voorkeur voor eenvoudige vormen zoals kubus, kegel, cilinder, vierkant, driehoek en de cirkel. Zijn bouwwerken kenmerken zich door symmetrie, herhaling van dezelfde elementen en door archetypische vormen. Het kruis bijvoorbeeld in de ramen maakt volgens Rossi een vierkant tot een raam. Rossi put veel inspiratie uit de gewone dingen om hem heen; zo kan de basisvorm van een koffiepot architectuur worden en omgekeerd (heel letterlijk zelfs, het espresso-apparaatje La cupola heeft dezelfde vorm als de koepeltoren). Rossi bekijkt niet alleen de gewone dingen om hem heen maar heeft veel, vaak oude, gebouwen bestudeerd, zoals de tempel, de boerenhoeve, de wolkenkrabber en de vuurtoren. Delen van die gebouwen gebruikt hij in zijn ontwerpen. Op die manier roepen zijn gebouwen, hoewel heel modern, steeds herinneringen op aan de traditie.